23 juni 2024

Vergankelijkheid

Jasmijn vraagt:

Hoe ga je om met eindigheid? Zoals fijne momenten waar een einde aan komt, levens die niet lang meer zullen duren?


Alles is vergankelijk. Dat is een thema dat in de boeddhistische leer uitgebreid aan de orde komt, en waar vanuit het boeddhistisch perspectief totaal anders over gedacht, gevoeld, en mee omgegaan wordt dan in onze westerse cultuur.

 

Zoals ik ben opgegroeid, mogen leuke, goede en fijne dingen lang duren, en het liefst helemaal nooit ophouden. Dat is geluk, zo leerde ik, en dat is waar we naar streven. Onaangename dingen zijn onwenselijk en daar willen we zo snel mogelijk vanaf. Houden leuke dingen snel op, of duren onaangename dingen lang, dan voelen we ons al snel down, depressief, ongelukkig. Dan doen we iets niet goed, of een ander doet iets niet goed, waar wij de negatieve consequenties van ondervinden.

Over het algemeen heeft vergankelijkheid in het westen een negatieve connotatie. Zo zijn doodgaan en ziekzijn ‘erg’, en omgeven met emoties, taal en verwachtingen, die met een bepaalde zwaarte beladen zijn. Het ‘ach-en-wee-fenomeen’ noem ik dat. Zorgelijke gezichten, begripvolle blikken gepaard gaande met belangstellende vragen als ‘hoe gáát het nou met je?’ Dat zijn sociale codes waarmee je kenbaar maakt, al dan niet van harte gemeend, dat je begaan bent met het lot van de ander, en dat je begrijpt dat de ander het moeilijk of zwaar heeft. We lijden, en we lijden mee.

Dat lijden zit hem echter niet in de ervaringen op zich, maar in de gedachten die we vervolgens rondom een ervaring formuleren. Ik geloof dat ik het gebroken-been-voorbeeld al eens eerder heb gebruikt. Afhankelijk van de manier van denken maakt het gebroken been je tot een slachtoffer van het noodlot, je lijdt onder de pijn en het onvermogen te kunnen rondlopen, óf biedt het je kansen op andere, positieve ervaringen die je niet voorzien had, maar misschien wel kunt waarderen. Een periode van rust en reflectie, bijvoorbeeld. Je bent dan in staat de pijn te relativeren en te focussen op het genieten van de rust.


Alles is vergankelijk, alles gaat voorbij. Het accepteren van dat principe vormde voor mij een belangrijke basis voor het omgaan met eigenlijk elke ervaring in mijn leven. Zowel de positieve als de negatieve ervaringen. In geval van negatieve ervaringen is het makkelijker geworden om iets te ‘verdragen' of accepteren. En zelfs benieuwd te zijn naar wat die ervaring me op termijn te leren heeft. Want geen enkele ervaring is er voor niets, zo geloof ik. Negatieve ervaringen verdienen eigenlijk niet langer de benaming negatief, hetgeen niet wegneemt dat een ervaring pijnlijk, moeilijk, lastig of zwaar kan zijn.

In geval van fijne ervaringen is die acceptatie een manier om bewuster te genieten van wat er in dit moment is, zonder me op voorhand zorgen te maken over het moment waarop het voorbij zal zijn. Want daar had ik wel een handje van. En nog steeds heb ik het vaak even nodig mezelf eraan te herinneren mijn gedachten te observeren. Maar de oefening maakt dat het steeds vanzelfsprekender wordt ervan uit te gaan dat alles voorbij gaat, dat dat onvermijdelijk is, inherent aan leven, en dat dat helemaal prima is.

Toen ik jaren geleden in een Overloons bos woonde was ik bijna dagelijks met mijn honden in ‘mijn’ bos te vinden. ‘Mijn', omdat ik er buiten de grotere, doorgaande paden zelden iemand anders tegenkwam. De meeste mensen wandelen niet graag in bossen waar geen routes zijn aangegeven. Ik kende er elk wildspoor en elk kruip-door-sluip-door paadje, en ik vond het heerlijk me ver van de bewoonde wereld te wanen, en genoot van het gevoel ongestoord te wandelen en deel uit te maken van de natuur om me heen. Ik kende elk spechtennest en vossenhol, en ik had bij regelmaat mooie ontmoetingen, met reeën, buizerds, en zelfs een keer een groep kraanvogels die rustten in een weiland grenzend aan het bos.

Op zekere dag hoorde ik al van een grote afstand een hoop kabaal, en dichterbij komend ontdekte ik dat er een werkploeg bezig was met grote machines bomen te rooien. Ik was helemaal ontdaan. Wat gebeurde er hier in ‘mijn' bos? Het zag er afschuwelijk uit. ‘Geschonden', was het woord dat het beste paste bij dat beeld. Onderweg naar huis heb ik aan één stuk door, als een mantra gereciteerd: ‘alles is vergankelijk, alles gaat voorbij.’ Toen ik thuiskwam was ik rustig, en kon ik bedenken dat er uit die werkzaamheden misschien iets goeds zou voortkomen, al kon ik toen nog absoluut niet bedenken wat dat dan zou kunnen zijn, anders dan dat ik een mogelijkheid kreeg aangereikt te leren aanvaarden dat ik  geen controle heb over wat er zich in de buitenwereld allemaal afspeelt.


De werkzaamheden in het bos hebben pakweg een week geduurd, en toen het weer stil was in het bos waren er drie plekken waar een enorme kaalslag had plaatsgevonden. Het was een puinhoop. Als grote wonden, zo zagen die plekken eruit. De gerooide bomen waren verdwenen, maar het lag bezaaid met afgerukte takken en zaagsel, de onderbegroeiing was vertrapt en de verdwenen bomen hadden diepe gaten achtergelaten. Het enige positieve dat ik toen kon bedenken was dat het najaar was en er geen broedende vogels waren verjaagd, of nesten met eieren of jongen waren vernield. Een tijdlang vermeed ik die plekken, omdat ik treurig werd van de aanblik.

Pas in het late voorjaar van het jaar erna ging ik er weer kijken. Ik had inmiddels hier en daar navraag gedaan, en geleerd dat deze open plekken om twee redenen worden gemaakt. Omdat het een manier is om een deel van de uitheemse en op sommige plekken overheersende vliegdennen uit te dunnen, waardoor het inheemse loofhout, dat onder de dennen kiemt, de kans krijgt op te groeien, waardoor er in zo’n bos meer biodiversiteit ontstaat. Op de tweede plaats worden er op deze manier open plekken gecreëerd, waar reeën graag foerageren. Wetend dat dit dus niet ‘zomaar' een actie was, voor de opbrengst van hout, voelde ik me al een stuk minder beroerd bij de herinnering aan die herfstdagen. En toen ik voor het eerst weer op die plekken kwam, was ik alleen maar blij verrast. Er was niets meer te zien van de schade die er het jaar daarvoor was aangericht. Alles was frisgroen en de hele plek was begroeid met jonge varens, boompjes en stuikjes. En het licht was zó mooi….


In de loop van mijn leven heb ik op verschillende plekken gewoond, en elke keer werden die plekken na verloop van tijd paradijsjes. Vrienden en familieleden die bij ons op bezoek kwamen benadrukten dat bij regelmaat, en ik had het gevoel nooit meer van die plek weg te willen. En toch veranderde er dan op zeker moment iets aan mijn situatie waardoor het op de een of andere manier vanzelfsprekend was dat ik daar niet bleef wonen. Ik verbaasde me soms over het gemak waarmee ik zo’n woonplek dan achterliet. Weliswaar met iets van weemoed en pijnlijke zowel als mooie herinneringen, maar steeds met een open hart en nieuwsgierigheid wat een volgende woon- of levensfase me dan te bieden zou hebben. Ook nu hebben we in Thailand weer een paradijsje weten te creëren (al zeggen we het ook zelf), maar ik realiseer me nu meer dan ooit dat dat paradijsje in onszelf zit, en dat het steeds opnieuw vorm krijgt op de plekken waar we wonen. Daarmee wordt de gedachte dat er mogelijk ooit omstandigheden zullen zijn waaronder we opnieuw voor een andere woonplek moeten of mogen kiezen, een neutraal idee. Iets dat bij het leven hoort en waar je, als het zich eenmaal aandient, ook naar uit kunt kijken in plaats van er tegenop te zien. Het maakt niet uit. Nu is ons paradijsje hier. Ook de voorwaarden waar een plek aan moet voldoen om een paradijsje te kunnen zijn of worden veranderden in de loop der tijd. Ik geloof dat ik in een appartementje met een balkonnetje net zo happy zou kunnen wezen… Ik realiseer me hierbij trouwens ook, dat ik makkelijk praten heb omdat ik geboren ben op en plek waar een dak boven je hoofd voor de meeste mensen toch min of meer vanzelfsprekend is.

Tja, en dan die verandering die haast altijd ‘groot' voelt: de dood. De dood ís natuurlijk ook groot. Maar in mijn beleving niet groter dan het leven. Meer een fase die er onvermijdelijk bij hoort als je eenmaal geboren bent. En die niet beter of slechter is dan al die andere fasen die we gaandeweg meemaken. Maar ook de dood heeft in onze cultuur een zware, negatieve betekenis. Liever hebben we er niet mee van doen. Wanneer een hoogbejaarde grootouder overlijdt kunnen we dat als erg verdrietig ervaren, maar gezien de leeftijd is het dan vaak vanzelfsprekender er vrede mee te hebben. ‘Toch een mooie leeftijd, 98 jaar’, of ‘ze was er ook wel klaar mee, met het leven.' Maar niet iedereen wordt 98 jaar. Een enkeling wordt nog ouder, en velen sterven jonger. Ik vind dat altijd een beetje lastig om hardop te zeggen, want als het je eigen ‘inner circle' betreft voelt dat natuurlijk heel anders, maar iets in mij vindt dat het niet zoveel uitmaakt of een mens 2, 20, 60 of 100 jaar wordt. In alle gevallen ben je hier, en in een vingerknip weer weg. Maar dat het verlies van een (jong) kind, van een jonge ouder, broer of zus, je partner of een hartsvriendin je leven totaal kan veranderen, dat wil ik daarmee absoluut niet bagatelliseren. Ik weet niet hoe het zal zijn als ik mijn Lief aan de dood verlies. Rouw kan rauw zijn, hartverscheurend, intens pijnlijk en soms denk je een verlies nooit meer te boven te komen. Maar ook hier weer heb ik ervaren dat de manier van rouwen, de kwaliteit ervan, mede bepalend is voor hoe je een verlies uiteindelijk beleeft. ‘Dit had niet mogen gebeuren’ versus ‘Ik had hem of haar graag nog langer bij me gehad’ maakt een wereld van verschil in hoe je een verlies ervaart, zonder iets af te doen aan het gemis en het verdriet. Dat zijn verschillende dingen. Verdriet en gemis zullen er altijd in meerdere of mindere mate zijn. Maar mág het er zijn, omdat het je vertelt hoeveel je van iemand houdt, of verzet je je ertegen, omdat je de pijn niet wil voelen, of niet aan denkt te kunnen?


Toen ik nog in Nederland woonde werd ik uitvaartfotograaf, en ook maakte ik reportages bij mensen thuis, of in het ziekenhuis, die stervende waren, of voor mensen die een stervende ouder, geliefde, of een stervend kind hadden die ze voor een laatste keer in beeld wilden vatten, als herinnering voor later. Ik heb vaak mogen ervaren dat, wanneer er een ernstige ziekte of de dood in beeld komt, er een sfeer ontstaat waarin smalltalk en trivia niet meer aan de orde zijn. Er ontstaan meer betekenisvolle gesprekken, er is meer verdieping, de sfeer wordt sereen, respectvol, liefdevol. Heel veel mensen leren iets van de dood. Kijken terug op een stervensproces en realiseren zich, soms pas na jaren maar vaak al meteen, dat het ze in positieve zin veranderd heeft.

We maken foto’s tijdens een zwangerschap, bij geboorten, verjaardagen, eerste-schooldagen, diploma-uitreikingen, huwelijken, vakanties, en tegenwoordig zelfs van honderdduizend volkomen onbelangrijke gebeurtenissen. En inmiddels is het gelukkig aan het veranderen, maar het is nog niet zo lang geleden dat we stopten met fotograferen zodra er ziekte of dood in het spel kwam. Dat is iets om over na te denken, vind ik. Want met het (proberen te) vermijden van ziekte en dood ontzeggen we onszelf bijzondere ervaringen die ons dichter bij onszelf en de ander kunnen brengen.


Het is vandaag de geboortedag van mijn lieve Karin, die in 2022 overleed. Ik vier haar leven. Met een grote, liefdevolle lach, en een kleine traan. Ik mocht dicht bij haar zijn in haar proces naar de dood, en wat hebben we daar beiden ongelofelijk van genoten. Het was onze mooiste tijd samen, in de bijna 25 jaren dat we bevriend waren. Ik mis haar glasheldere lach en stem, onze urenlange gesprekken, ik mis van alles. Maar het gemis is kleiner dan de vreugde en dankbaarheid voor het feit dat er iemand als zij in mijn leven was en is. Ik vind het niet makkelijk om te zeggen, omdat ik niet weet of het ontvangen en begrepen wordt zoals ik het bedoel. Maar ik vind het niet erg dat Karin niet meer fysiek hier is. Zij heeft een nieuwe stap gezet op haar pad, en de herinneringen zijn onuitwisbaar. Zo gaat dat nou eenmaal in het leven. Ik heb in elk geval van haar geleerd hoe heerlijk het is om de tijd die je samen hebt ten volle te Leven, met alles erop en eraan. Tijdens een proces naar sterven niet te treuren om wat komen gaat, maar te Leven met wat er is. Alles is vergankelijk, en in het aanvaarden daarvan schuilt voor mij een grote schoonheid en een diepe rust.

13 juni 2024

Daar kwam de ling uit de plok hoem

Als we hier bezoekers krijgen gaat het vaak over het eenvoudige, niet-luxueuze leven dat we hier leiden. Maar is dat eigenlijk wel zo? In vergelijking met de gemiddelde Nederlander wel. Geen grote koel-vrieskast, geen televisie, geen wasmachine, geen vaste internetaansluiting, tot voor kort zelfs geen electriciteitsaansluiting, geen oven, geen 4-pitskookplaat, geen SUV maar een 11 jaar oude Toyota pickup, geen groot huis, maar een met één kamer en douche en wc buiten.


Vergelijken we het echter met de meeste Thai hier in het dorp, dan ligt het allemaal wat anders. Want die hebben geen dure fotocamera, laat staan 3. En geen bed met comfortabel zacht matras, niet overal zitjes in de tuin, geen elektrische kettingzaag en boormachine, geen verzameling kunstboeken en poëzie, geen airco op zonnepanelen, geen laptop, zelfs geen 11 jaar oude pickup. En al helemaal geen AOW. Ondanks de korting van 2% per jaar dat we niet in Nederland woonden, ligt die nog altijd fors boven het inkomen van de gemiddelde Thai.

Bovendien kunnen we de luxe die we dan zogenaamd ontberen gemakkelijk compenseren. Willen we een TV-programma écht zien, wat niet zo vaak voorkomt, dan kan dat ook op de telefoon of laptop. We kunnen ons zonnepanelen veroorloven, en gaan vrijwel dagelijks buiten de deur eten. En de was hoeft niet op de hand, maar kan in de wasserette. Hoezo niet-luxueus?

Hier om de hoek is trouwens een wasserette, maar die draait alleen koude wasjes en heeft geen drogers. Meestal is dat laatste geen probleem, maar momenteel is het regentijd en is de luchtvochtigheid zo hoog dat de was niet goed droogt. Sinds kort is er langs de weg naar de stad een wasserette gekomen waar je ook warm en heet kunt wassen én je was kunt drogen. Die luxe permitteren we ons zo nu en dan.



Vanmorgen zat ik wat mail te beantwoorden in de wasserette, terwijl de machine een hete was aan het draaien was. Ineens ging mijn telefoon. Ik zag dat het Khun Lek was. Lek woont met Sawat, de zus van onze vriendin Somtjid (de restauranthoudster die wel vaker in onze blogs voorbijkomt) aan een onverharde weg achter het dorpsrestaurant. Ik nam op.

“Sawadee krap Khun Lek. Sabaidee mai krap?” (Hallo Lek, alles goed? (Ik zal voor het gemak in het Nederlands verder gaan.))

“Hallo khun Fransoewah, waar ben je?” Ze klonk nogal opgewonden.

“Ik ben in de wasserette, de was aan het doen. Waarom wil je dat weten?”

“Khun Miekèw (zo spreken ze hier Mieke uit) kwam voorbij ons huis lopen. Ik vroeg waar ze heen ging maar begreep haar niet.”

Ah, daar kwam de ling uit de plok hoem, ofwel de aap uit de mouw. Mieke kwam in haar eentje langswandelen en dat was nog nooit eerder gebeurd. De Thaise nieuwsgierigheid was gewekt. Wat zou ze gaan doen? Ze had iets gezegd van koffie drinken, maar wist Fransoewah daar dan wel van? Want waarom was die er niet bij? Nou is het in Thailand heel gewoon om aan iemand die je tegenkomt vragen te stellen als “waar ga je heen?” of “waar ben je geweest?”, “met wie?”, “wat heb je gekocht?, “hoeveel heb je daarvoor betaald?” Maar met zo’n vraag gebeld worden, dat was toch echt nieuw voor me.

Ik kon haar geruststellen. We hadden met James, de vriend waar ik jarenlang wekelijks mee geschaakt heb, afgesproken bij een koffietentje net buiten ons dorp en Mieke had bedacht daar alvast heen te wandelen. Gerustgesteld hing ze op. Geen stiekeme escapades van Miekèw; Fransoewah wist ervan. Mieke heeft Lek nog even een foto gestuurd van de twee mannen waar ze haar afspraakje mee had.


Op de linker bank van voor naar achter Somtjid, Lek en Sawat

Is het bemoeizucht? Of grenzeloze nieuwsgierigheid? Of bezorgdheid? Het is in ieder geval heel Thais. Het past denk ik bij het leven in kleine hechte gemeenschappen. De sociale controle die in Nederland grotendeels verdwenen is. Te benauwend voor onze individualistische samenleving, maar de prijs is dat mensen zich niet meer veilig voelen op straat. Want als er wél iets verontrustends gebeurt wordt het ook niet meer gezien. Okee, we worden in de gaten houden. Maar gaat er iets niet goed of hebben we hulp nodig, dan wordt dat ook gezien.

Wij konden er in ieder geval ook hartelijk om lachen.


Stefan Kluth is een Duitser die in Thailand woont en hier met zijn videocamera mensen opzoekt om vast te leggen hoe ze wonen en wat ze heeft doen besluiten om naar Thailand te verhuizen. Vorige week was hij bij ons en zijn verslag staat nu op youtube. Leuk om te bekijken als je een indruk wilt krijgen van hoe we hier wonen, maar we nemen het je niet kwalijk als je hier en daar even doorspoelt. De video duurt namelijk bijna een uur; de eerste 35 minuten zijn lopend over het landje gemaakt. Je vindt de video op https://youtu.be/koH6slJLz50.

06 juni 2024

Eilandverhalen 2

In april/mei verbleven we een maand op Koh Jum, een klein eilandje in Zuid Thailand. De laptop was thuisgebleven, en de blogs werden ouderwets met de pen in het notitieboek geschreven. Het zijn lekker korte verhaaltjes geworden. Vandaag de laatste twee met tussenin een melig gedichtje.


Wereldfietser

Aan het tafeltje achter ons favoriete ontbijttentje aan het strand nestelt zich een Amerikaan. “I came all the way on my bicycle”, horen we hem tegen de uitbater zeggen. Hij vertelt verder over hoe fantastisch het is om de wereld op de fiets te verkennen. Omdat we zelf regelmatig onderdak bieden aan lange-afstandsfietsers, knopen we even een praatje aan. Al snel blijkt dat hij helemaal geen lange-afstandsfietser is, maar uitsluitend het eiland per fiets verkent. Koh Jum is met zijn 18 vierkante kilometer iets minder dan de helft van Schiermonnikoog. Geen wereldprestatie dus, om je daar per fiets te verplaatsen. Toch blijkt zijn prestatie bijzonder. Want buiten onszelf zijn er nauwelijks fietsers te zien. Iedereen verplaatst zich hier met de brommer. Vanuit eilandersperspectief is die Amerikaan dus wel degelijk een lange-afstandsfietser. En zijn wij dat dus ook.



Eden

Heden
op onze velocipeden
naar de zee gereden,
alwaar Mieke lijf en leden
professioneel heeft laten kneden.
Tevreden
over hoe de handen het deden,
met reden
over haar lichaam gleden,
van boven naar beneden
aandacht besteedden,
pijnlijke delen meden.


Ik had stante pede
een terras betreden,
intens tevreden,
dat ik het kneden
had vermeden.


Herrie.

Koh Jum is maar een klein eiland. Een kilometer of 8 lang, en op het breedste punt ongeveer 3 kilometer. Volgens de reisgidsen en online influencers is het nog onontdekt door het toerisme. Dat is op zich al een tegenstrijdigheid, want onontdekte plekken staan niet in reisgidsen of op websites. Bovendien zijn er minstens 20 resorts. De meeste weliswaar heel eenvoudig, maar ze staan er niet voor de lokale bevolking. Op straat kom je ook regelmatig toeristen tegen en op het strand bijna alleen maar. Maar in vergelijking met populaire bestemmingen als Koh Tao of Phuket is het hier inderdaad zo goed als uitgestorven.

Niettemin is het hier een kolereherrie. Althans, voor ons rijstveldbewoners die niks gewend zijn. En dat ligt niet aan de toeristen. Nee, de meeste herrie komt van de bewoners zelf. Je zou verwachten op zo’n klein eiland, dat iedereen zich lopend of per fiets verplaatst, maar zo werkt het hier niet. Net als in de rest van het land pakken de Thai, zelfs voor de kleinste afstanden de brommer of auto. Als Malee, de uitbaatster van ons favoriete restaurantje, iets niet op voorraad heeft, springt ze op haar brommer en rijdt naar het marktje 100 meter verderop. Doordat ze niet de enige is die voor alles de brommer pakt, hoor je de godganse dag de herrie van verkeer. Bij gebrek aan (handhaving van) geluidsnormen is dat ook nog eens onnodig veel herrie.


Zonde van zo’n plek, waar fietsen eigenlijk alleen maar voordelen heeft. Een fiets is veel goedkoper, je bespaart benzine en je hebt lichaamsbeweging. De weg die het noordelijkste bewoonde plekje met het zuidelijkste verbindt is 8,9 kilometer lang. Alleen voor sommige strandjes moet je een stukje verder rijden, maar als je naar het strand gaat heb je daar meestal wel tijd voor. Blijkbaar is de lokroep van de (vermeende) luxe toch zo sterk dat de nadelen voor lief worden genomen.

Iets soortgelijks zien we ook bij het bouwen. Traditioneel wonen Thai in houten huisjes, maar wie een beetje meer geld dan gemiddeld heeft laat dat graag zien. Bijvoorbeeld door een modern, betonnen huis neer te zetten. Tijdens ons verblijf op Koh Jum hebben we kunnen ervaren waarom dat niet zo’n goede ontwikkeling lijkt. De eerste dagen logeerden we in een huisje van steen/beton. Die materialen slaan de warmte van de zon op en houden die heel lang vast, waardoor het dag en nacht snikheet was binnen. Zonder airco was het er zelfs ’s nachts niet uit te houden.


Het houten huisje waar we nu zitten heeft hele dunne wanden van gevlochten bamboe. Het is er binnen net zo warm of koel als buiten. Airco is er uiteraard niet, want de koelte kan niet binnen gehouden worden. Maar met een ventilator, en op het heetst van de dag regelmatig even een paar seconden onder de ‘koude’ douche, redden we het prima.



Malee woonde haar hele leven in een houten huisje, maar doordat haar restaurantje en huisjesverhuur goed liepen, kon ze zich een paar jaar geleden ook zo’n modern betonnen huis veroorloven. De nadelen realiseerde ze zich pas toen ze er eenmaal introk: “So hot inside, cannot sleep”.

Op kleine schaal zien we hier de keerzijde van de technische ontwikkeling, zoals die wereldwijd inmiddels ook onontkoombaar is. Al die brommers op afbetaling, 24 uur per dag afhankelijk van koeling bij stijgende temperaturen en energieprijzen. Allerlei dingen die het leven makkelijker lijken te maken, maar gelukkiger worden we er niet van.

Nou ja, makkelijk praten natuurlijk. Zonder al die ontwikkelingen zaten we hier niet. Wij zijn absoluut een ongeloofwaardige partij om te proberen mensen op andere gedachten te brengen. Maar even filosoferen mag. En het geluid van die brommers went uiteindelijk ook. Op het strand hoor je ze trouwens niet.