Hoe ga je om met eindigheid? Zoals fijne momenten waar een einde aan komt, levens die niet lang meer zullen duren?
Alles is vergankelijk. Dat is een thema dat in de boeddhistische leer uitgebreid aan de orde komt, en waar vanuit het boeddhistisch perspectief totaal anders over gedacht, gevoeld, en mee omgegaan wordt dan in onze westerse cultuur.
Zoals ik ben opgegroeid, mogen leuke, goede en fijne dingen lang duren, en het liefst helemaal nooit ophouden. Dat is geluk, zo leerde ik, en dat is waar we naar streven. Onaangename dingen zijn onwenselijk en daar willen we zo snel mogelijk vanaf. Houden leuke dingen snel op, of duren onaangename dingen lang, dan voelen we ons al snel down, depressief, ongelukkig. Dan doen we iets niet goed, of een ander doet iets niet goed, waar wij de negatieve consequenties van ondervinden.
Over het algemeen heeft vergankelijkheid in het westen een negatieve connotatie. Zo zijn doodgaan en ziekzijn ‘erg’, en omgeven met emoties, taal en verwachtingen, die met een bepaalde zwaarte beladen zijn. Het ‘ach-en-wee-fenomeen’ noem ik dat. Zorgelijke gezichten, begripvolle blikken gepaard gaande met belangstellende vragen als ‘hoe gáát het nou met je?’ Dat zijn sociale codes waarmee je kenbaar maakt, al dan niet van harte gemeend, dat je begaan bent met het lot van de ander, en dat je begrijpt dat de ander het moeilijk of zwaar heeft. We lijden, en we lijden mee.
Dat lijden zit hem echter niet in de ervaringen op zich, maar in de gedachten die we vervolgens rondom een ervaring formuleren. Ik geloof dat ik het gebroken-been-voorbeeld al eens eerder heb gebruikt. Afhankelijk van de manier van denken maakt het gebroken been je tot een slachtoffer van het noodlot, je lijdt onder de pijn en het onvermogen te kunnen rondlopen, óf biedt het je kansen op andere, positieve ervaringen die je niet voorzien had, maar misschien wel kunt waarderen. Een periode van rust en reflectie, bijvoorbeeld. Je bent dan in staat de pijn te relativeren en te focussen op het genieten van de rust.
Alles is vergankelijk, alles gaat voorbij. Het accepteren van dat principe vormde voor mij een belangrijke basis voor het omgaan met eigenlijk elke ervaring in mijn leven. Zowel de positieve als de negatieve ervaringen. In geval van negatieve ervaringen is het makkelijker geworden om iets te ‘verdragen' of accepteren. En zelfs benieuwd te zijn naar wat die ervaring me op termijn te leren heeft. Want geen enkele ervaring is er voor niets, zo geloof ik. Negatieve ervaringen verdienen eigenlijk niet langer de benaming negatief, hetgeen niet wegneemt dat een ervaring pijnlijk, moeilijk, lastig of zwaar kan zijn.
In geval van fijne ervaringen is die acceptatie een manier om bewuster te genieten van wat er in dit moment is, zonder me op voorhand zorgen te maken over het moment waarop het voorbij zal zijn. Want daar had ik wel een handje van. En nog steeds heb ik het vaak even nodig mezelf eraan te herinneren mijn gedachten te observeren. Maar de oefening maakt dat het steeds vanzelfsprekender wordt ervan uit te gaan dat alles voorbij gaat, dat dat onvermijdelijk is, inherent aan leven, en dat dat helemaal prima is.
Toen ik jaren geleden in een Overloons bos woonde was ik bijna dagelijks met mijn honden in ‘mijn’ bos te vinden. ‘Mijn', omdat ik er buiten de grotere, doorgaande paden zelden iemand anders tegenkwam. De meeste mensen wandelen niet graag in bossen waar geen routes zijn aangegeven. Ik kende er elk wildspoor en elk kruip-door-sluip-door paadje, en ik vond het heerlijk me ver van de bewoonde wereld te wanen, en genoot van het gevoel ongestoord te wandelen en deel uit te maken van de natuur om me heen. Ik kende elk spechtennest en vossenhol, en ik had bij regelmaat mooie ontmoetingen, met reeën, buizerds, en zelfs een keer een groep kraanvogels die rustten in een weiland grenzend aan het bos.
Op zekere dag hoorde ik al van een grote afstand een hoop kabaal, en dichterbij komend ontdekte ik dat er een werkploeg bezig was met grote machines bomen te rooien. Ik was helemaal ontdaan. Wat gebeurde er hier in ‘mijn' bos? Het zag er afschuwelijk uit. ‘Geschonden', was het woord dat het beste paste bij dat beeld. Onderweg naar huis heb ik aan één stuk door, als een mantra gereciteerd: ‘alles is vergankelijk, alles gaat voorbij.’ Toen ik thuiskwam was ik rustig, en kon ik bedenken dat er uit die werkzaamheden misschien iets goeds zou voortkomen, al kon ik toen nog absoluut niet bedenken wat dat dan zou kunnen zijn, anders dan dat ik een mogelijkheid kreeg aangereikt te leren aanvaarden dat ik geen controle heb over wat er zich in de buitenwereld allemaal afspeelt.
De werkzaamheden in het bos hebben pakweg een week geduurd, en toen het weer stil was in het bos waren er drie plekken waar een enorme kaalslag had plaatsgevonden. Het was een puinhoop. Als grote wonden, zo zagen die plekken eruit. De gerooide bomen waren verdwenen, maar het lag bezaaid met afgerukte takken en zaagsel, de onderbegroeiing was vertrapt en de verdwenen bomen hadden diepe gaten achtergelaten. Het enige positieve dat ik toen kon bedenken was dat het najaar was en er geen broedende vogels waren verjaagd, of nesten met eieren of jongen waren vernield. Een tijdlang vermeed ik die plekken, omdat ik treurig werd van de aanblik.
Pas in het late voorjaar van het jaar erna ging ik er weer kijken. Ik had inmiddels hier en daar navraag gedaan, en geleerd dat deze open plekken om twee redenen worden gemaakt. Omdat het een manier is om een deel van de uitheemse en op sommige plekken overheersende vliegdennen uit te dunnen, waardoor het inheemse loofhout, dat onder de dennen kiemt, de kans krijgt op te groeien, waardoor er in zo’n bos meer biodiversiteit ontstaat. Op de tweede plaats worden er op deze manier open plekken gecreëerd, waar reeën graag foerageren. Wetend dat dit dus niet ‘zomaar' een actie was, voor de opbrengst van hout, voelde ik me al een stuk minder beroerd bij de herinnering aan die herfstdagen. En toen ik voor het eerst weer op die plekken kwam, was ik alleen maar blij verrast. Er was niets meer te zien van de schade die er het jaar daarvoor was aangericht. Alles was frisgroen en de hele plek was begroeid met jonge varens, boompjes en stuikjes. En het licht was zó mooi….
Tja, en dan die verandering die haast altijd ‘groot' voelt: de dood. De dood ís natuurlijk ook groot. Maar in mijn beleving niet groter dan het leven. Meer een fase die er onvermijdelijk bij hoort als je eenmaal geboren bent. En die niet beter of slechter is dan al die andere fasen die we gaandeweg meemaken. Maar ook de dood heeft in onze cultuur een zware, negatieve betekenis. Liever hebben we er niet mee van doen. Wanneer een hoogbejaarde grootouder overlijdt kunnen we dat als erg verdrietig ervaren, maar gezien de leeftijd is het dan vaak vanzelfsprekender er vrede mee te hebben. ‘Toch een mooie leeftijd, 98 jaar’, of ‘ze was er ook wel klaar mee, met het leven.' Maar niet iedereen wordt 98 jaar. Een enkeling wordt nog ouder, en velen sterven jonger. Ik vind dat altijd een beetje lastig om hardop te zeggen, want als het je eigen ‘inner circle' betreft voelt dat natuurlijk heel anders, maar iets in mij vindt dat het niet zoveel uitmaakt of een mens 2, 20, 60 of 100 jaar wordt. In alle gevallen ben je hier, en in een vingerknip weer weg. Maar dat het verlies van een (jong) kind, van een jonge ouder, broer of zus, je partner of een hartsvriendin je leven totaal kan veranderen, dat wil ik daarmee absoluut niet bagatelliseren. Ik weet niet hoe het zal zijn als ik mijn Lief aan de dood verlies. Rouw kan rauw zijn, hartverscheurend, intens pijnlijk en soms denk je een verlies nooit meer te boven te komen. Maar ook hier weer heb ik ervaren dat de manier van rouwen, de kwaliteit ervan, mede bepalend is voor hoe je een verlies uiteindelijk beleeft. ‘Dit had niet mogen gebeuren’ versus ‘Ik had hem of haar graag nog langer bij me gehad’ maakt een wereld van verschil in hoe je een verlies ervaart, zonder iets af te doen aan het gemis en het verdriet. Dat zijn verschillende dingen. Verdriet en gemis zullen er altijd in meerdere of mindere mate zijn. Maar mág het er zijn, omdat het je vertelt hoeveel je van iemand houdt, of verzet je je ertegen, omdat je de pijn niet wil voelen, of niet aan denkt te kunnen?
Toen ik nog in Nederland woonde werd ik uitvaartfotograaf, en ook maakte ik reportages bij mensen thuis, of in het ziekenhuis, die stervende waren, of voor mensen die een stervende ouder, geliefde, of een stervend kind hadden die ze voor een laatste keer in beeld wilden vatten, als herinnering voor later. Ik heb vaak mogen ervaren dat, wanneer er een ernstige ziekte of de dood in beeld komt, er een sfeer ontstaat waarin smalltalk en trivia niet meer aan de orde zijn. Er ontstaan meer betekenisvolle gesprekken, er is meer verdieping, de sfeer wordt sereen, respectvol, liefdevol. Heel veel mensen leren iets van de dood. Kijken terug op een stervensproces en realiseren zich, soms pas na jaren maar vaak al meteen, dat het ze in positieve zin veranderd heeft.
We maken foto’s tijdens een zwangerschap, bij geboorten, verjaardagen, eerste-schooldagen, diploma-uitreikingen, huwelijken, vakanties, en tegenwoordig zelfs van honderdduizend volkomen onbelangrijke gebeurtenissen. En inmiddels is het gelukkig aan het veranderen, maar het is nog niet zo lang geleden dat we stopten met fotograferen zodra er ziekte of dood in het spel kwam. Dat is iets om over na te denken, vind ik. Want met het (proberen te) vermijden van ziekte en dood ontzeggen we onszelf bijzondere ervaringen die ons dichter bij onszelf en de ander kunnen brengen.
Het is vandaag de geboortedag van mijn lieve Karin, die in 2022 overleed. Ik vier haar leven. Met een grote, liefdevolle lach, en een kleine traan. Ik mocht dicht bij haar zijn in haar proces naar de dood, en wat hebben we daar beiden ongelofelijk van genoten. Het was onze mooiste tijd samen, in de bijna 25 jaren dat we bevriend waren. Ik mis haar glasheldere lach en stem, onze urenlange gesprekken, ik mis van alles. Maar het gemis is kleiner dan de vreugde en dankbaarheid voor het feit dat er iemand als zij in mijn leven was en is. Ik vind het niet makkelijk om te zeggen, omdat ik niet weet of het ontvangen en begrepen wordt zoals ik het bedoel. Maar ik vind het niet erg dat Karin niet meer fysiek hier is. Zij heeft een nieuwe stap gezet op haar pad, en de herinneringen zijn onuitwisbaar. Zo gaat dat nou eenmaal in het leven. Ik heb in elk geval van haar geleerd hoe heerlijk het is om de tijd die je samen hebt ten volle te Leven, met alles erop en eraan. Tijdens een proces naar sterven niet te treuren om wat komen gaat, maar te Leven met wat er is. Alles is vergankelijk, en in het aanvaarden daarvan schuilt voor mij een grote schoonheid en een diepe rust.