19 augustus 2024

De zevende golf

Dit voorjaar verbleven we een maand op Koh Jum, een (nog) niet door het massatoerisme aangetast eilandje in de Andamanzee, niet ver van de kust van Krabi. We schreven er al over in de twee blogs met de titel “Eilandverhalen”. Koh Jum is ongeveer half zo klein als Schiermonnikoog en de meeste bebouwing is langs de zuidelijke en westelijke kustlijn. Je zit altijd wel in de buurt van een strand.

Tijdens een wandeling over een van de stranden, zagen we iets dat leek op een plek waar we koffie konden drinken. Het bleek inderdaad een restaurant van een eenvoudig resortje, maar zowel restaurant als resortje waren gesloten. Iets verderop zagen we ook wat bebouwing, maar die zag er heel vervallen uit. En alhoewel dat soort plekken altijd een magische aantrekkingskracht hebben, besloten we er die dag niet meer heen te gaan, aangezien het al snel donker zou zijn.

Een paar dagen later pakten we de fiets, om het eens nader te gaan bekijken. We wisten letterlijk niet wat we zagen. Veel bergjes zand, waar vlaggetjes in gestoken waren, en rechthoekige papiertjes met een kleine zilverkleurige rechthoek erop gestempeld. Erboven soms een golfplaten dakje, dat vaak al enkele platen miste. Dat laatste was wat we van een afstandje voor vervallen bouwsels hadden aangezien.

Verder naar achteren zagen we beter geconstrueerde dakjes, boven betegelde en gedecoreerde constructies die gevuld waren met zand, met daarin ook weer de papiertjes gestoken. En toen viel het kwartje: we waren op een begraafplaats. Maar wat voor een? Koh Jum is vooral islamitisch, maar dit was zeker geen islamitische begraafplaats, en al even zeker geen boeddhistische. Alle graven lagen tussen de bomen, maar het terrein liep vanzelf over in het strand. 

Mieke legde op een gegeven moment de verbinding tussen wat we zagen en de geschiedenis van Koh Jum. Zou het een begraafplaats van de Moken, de Sea Gypsies zijn? En inderdaad, een snelle zoekactie op internet bevestigde dat vermoeden.

De Moken waren de eerste bewoners van Koh Jum en veel van de andere eilanden in de Andaman. Hun leven speelde zich grotendeels op zee af. Hun oorsprong ligt vermoedelijk op en rond Taiwan en de eilanden van Zuid China. Ze behoren tot de zogeheten Austronesische volkeren, zee-nomaden die nauw verwante talen spreken. Hun huidige verhaal is het verhaal van zo vele andere volken, zoals Aboriginals, Samen en Indianen, die een ongestoord leven in harmonie met de natuur leefden, tot ze werden “gered” uit omstandigheden waar ze helemaal niet uit gered wilden worden.

Tot de jaren 90 van de vorige eeuw wisten ze hun leefwijze redelijk in stand te houden, maar de opkomst van het massatoerisme zorgde ervoor dat hun woongemeenschappen aan de kust steeds verder werden teruggedrongen. Openbare stranden werden omgetoverd in luxe resorts waar alleen betalende gasten welkom waren. (Meer dan de helft van de Sea Gypsiebegraafplaatsen is al verdwenen om plaats te maken voor resorts en andere nieuwbouw.) Regelgeving die bedoeld was om de visstand te beschermen, zorgde ervoor dat goedgekeurde trawlers de wateren leegvisten, terwijl de Moken die met een speer een vis voor eigen gebruik vingen een bekeuring kregen.

De genadeklap kwam van de tsunami in 2004. Wereldwijd vielen er meer dan 230.000 slachtoffers, maar de Moken in de Andaman overleefden het allemaal. Van jongs af aan zijn ze opgegroeid met de verhalen van de “laboen”, de zevende golf. Die wordt door de geesten van de voorouders gestuurd om het kwaad in de wereld uit te roeien, waarna het goede overblijft en weer opnieuw kan beginnen. De Moken op zee wisten, toen ze de laboen zagen naderen, dat ze naar diepere wateren moesten; die op het land zagen hoe de zee zich eerst terugtrok. Waar toeristen en landbewoners nieuwgierig gingen kijken wat er aan de hand was, zochten de Moken meteen hoger gelegen gebieden op. Ze wisten wat er ging komen.

De Moken overleefden dus de tsunami, maar hun leefgebieden en boten waren compleet verdwenen. Ze werden opgevangen op het vasteland en kregen de keuze om daar te settelen en dan nieuwe boten van de overheid te krijgen, of terug te gaan naar de eilanden, maar dan zouden ze geen boten krijgen. Ze kozen unaniem het laatste.

Hulporganisaties en overheid zorgden wel voor nieuwe huisvesting, maar die werd om veiligheidsredenen tegen de bosranden aan gezet en niet, zoals dat traditioneel gebeurde, op palen in het water, waarmee de verbinding met de zee er altijd was. Het feit dat alle Moken de tsunami overleefd hadden was blijkbaar geen reden om erop te vertrouwen dat hun traditionele bouwmethode okee was. Voor de Moken is het bos een plek waar de kwade geesten wonen. En waar ze bang voor waren, dat gebeurde. Er braken ziektes uit. Er gingen mensen dood. Ze waren gewend hun afval gewoon in zee te gooien. Dat was nooit een probleem, want veel afval hadden ze niet en wát ze aan afval hadden kwam oorspronkelijk ook uit diezelfde zee. Eeuwenlang had de zoute zee ook hun uitwerpselen automatisch afgevoerd. Nu lag alles onder de huizen en was een bron voor ziekteverwekkers.

Voor veel Moken heeft het leven zich inmiddels net zo ontwikkeld als dat van de eerder genoemde Indianen en Aboriginals. Ze wonen in armoedige omstandigheden. Waar ze in het verleden nooit persoonlijk bezit hadden en dat ook niet ambieerden, (hun taal kent geen woorden voor onder meer “willen”, “nemen” en “mijn”,) heeft de consumptiemarketing ze nu volledig in hun greep. En aan hun dorpjes is te zien dat omgaan met (steeds meer) afval nog altijd een probleem is.

Enkele kleine gemeenschappen hebben hun oude leefstijl enigszins kunnen bewaren. Of ze daar heel gelukkig mee zijn is de vraag, maar het lijkt in ieder geval een beter leven dan in het in de bewoonde wereld wonen. Veel van die gemeenschappen zijn een soort openluchtmusea geworden. Boten met toeristen meren dagelijks aan, waarna een parade aan te dikke buiken en te kleine zwemkleding met camera's voorbijtrekt om de exotische leefomgeving vast te leggen en de honderdduizendste selfie te maken.

Je gunt de Moken haast een alomvattende zevende golf, die alle resorts en privéstranden wegspoelt. Maar die moet dan wel een beetje snel komen, anders weten de overblijvende Sea Gypsies niet meer hoe ze de laboen moeten overleven.

Meer over de geschiedenis van de Moken en de impact van de tsunami vind je in een (zeer boeiend, maar wel Engelstalig) artikel in The Guardian: https://www.theguardian.com/global-development/2014/dec/10/indian-ocean-tsunami-moken-sea-nomads-thailand.



08 augustus 2024

Koffiefiets

Als we in de stad geweest zijn en terugrijden naar huis komen we, afhankelijk van de gekozen route, langs een groot park. Het wordt veel gebruikt door joggers of om langs de waterpartijen te wandelen en zo nu en dan zijn er evenementen. 

De straat langs het park heeft geen stoepen; alleen twee niet al te brede bermen. In één van die bermen hadden we al een paar keer een fiets zien staan, met een paar lage stoeltjes ernaast en twee mannen erbij. Toen we er wat beter op gingen letten, zagen we dat er een of ander kastje achterop die fiets was gemonteerd. Ook bleken er ieniemienie tafeltjes tussen de stoeltjes te staan. Geleidelijk aan begonnen we te vermoeden wat er precies aan de hand was, en op een gegeven moment wisten we het zeker: iemand was hier een coffeeshop begonnen. Gewoon buiten, in een berm van een meter breed, langs de weg de stad uit. 

Alleen al uit bewondering voor het ongewone initiatief wilden we er wel eens een bakkie gaan doen. En natuurlijk wilden we het fietskoffiezetproces wel eens bekijken en waren we nieuwsgierig naar hoe een fiets voldoende is om alle benodigde ingrediënten en apparatuur aan te voeren en installeren. Dus zetten we op een mooie dag de auto in de berm en liepen naar de koffiefiets. 

Het hart van het koffiezetproces bevond zich achterop de fiets. In een metalen kistje zaten onder meer een gasbrandertje, een weegschaaltje, maatbekers en een hand-koffiemolentje. De prijs van een kopje koffie was, zeker voor Thaise begrippen, astronomisch. 160 baht is ruim 4 euro, en dat hebben we hier bij mijn weten nog niet eerder neergeteld voor een bakkie pleur. Het moest dus wel iets bijzonders gaan worden. Om daar dan ook volledig van te kunnen genieten, bestelde ik een americano ron, een warme zwarte koffie. Mieke's keuze viel op een ijskoffie met een smaakje.

Inderdaad begonnen de twee mannen met uiterste precisie aan hun taak. Niet alleen de bonen werden nauwkeurig afgewogen, ook de benodigde hoeveelheid water werd met de weegschaal vastgesteld. Lepels en kopjes werden voorverwarmd met warm water dat ze in een containertje bij zich hadden. In het keteltje waarin het water werd verwarmd stond een thermometer, zodat het uiteindelijk geen graad te warm of te koud zou zijn. De bonen werden in het handmolentje gemalen en in een filter gedaan, waarna het water werd opgeschonken en de koffie in een glazen kan drupte. Die stond ook weer op het weegschaaltje, zodat er exact genoeg water voor de hoeveelheid gemalen koffie werd gebruikt. De filter werd vervolgens boven op een kopje geplaatst, waarna de koffie uit de kan er nogmaals doorheen werd geschonken. Het resultaat dat nu in het kopje druppelde was mijn uiteindelijke americano ron.

Het hele proces duurde zeker een kwartier. Maarja, een écht goede koffie vereist geduld, die onuitgesproken boodschap was ons wel duidelijk. We bekeken het allemaal op ons gemak en verwonderden ons er ook weer over dat je in Nederland over allerlei papieren en vergunningen moet beschikken alvorens je je eerste kopje koffie kunt verkopen, terwijl je hier in Thailand gewoon in de berm kunt beginnen. Thaise mensen snappen ook niet waarom al die regels nodig zouden zijn. "Als je slechte koffie verkoopt blijven de klanten toch vanzelf weg?" Tja, ik zou niet weten wat ik daar tegenin kon brengen.

Omdat ik toch wel nieuwsgierig was naar wat er dan in Nederland echt nodig is om een coffeeshop te beginnen, en of dat echt zo overdreven veel is, heb ik dat later eens even opgezocht. Voor alle duidelijkheid: een Thaise coffeeshop verkoopt koffie, geen marijuana. Dus voor Nederland heb ik gekeken naar de vereisten voor een theehuis; dat leek me het meest vergelijkbaar. Hou je vast:

  • Inschrijving Kamer van Koophandel en Belastingdienst;
  • Een ruimte die voldoet aan het bouwbesluit, waarin onder meer eisen t.a.v. oppervlakte, hoogte, sanitair en heel veel meer zijn vastgelegd;
  • Check of je vestiging past binnen het bestemmingsplan;
  • Omgevingsvergunning;
  • Exploitatievergunning;
  • Terrasvergunning;
  • HACCP-plan (Hazard Analysis and Critical Control Points). Hierin staan alle mogelijke risico's die kunnen optreden bij de bereiding van eten en drinken, verdeeld in 7 stappen:
    1. Bepaal welke gevaren zich kunnen voordoen;
    2. Bepaal de CCP's;
    3. Stel per CCP een kritische grenswaarde vast;
    4. Stel vast hoe de CCP's gecontroleerd worden;
    5. Stel vast wat er moet gebeuren als zo'n waarde wordt overschreden;
    6. Controleer of het HACCP-plan goed werkt;
    7. Houdt documentatie en registraties bij.
  • Hygiënecode: een uitwerking van het HACCP-plan in praktische werkinstructies.
Inderdaad heeft dat wat meer voeten in de aarde dan het neerzetten van een fiets en een paar klapstoeltjes.


Of het komt doordat ik getuige ben geweest van de meest zorgvuldige en afgewogen koffiebereiding die ik ooit gezien heb weet ik niet, maar ik moet zeggen dat mijn american ron geweldig smaakte. Mieke's ijskoffie is echter nog altijd niet klaar, en omdat we inmiddels twee andere klanten met koffie hebben zien vertrekken, beginnen we serieus te vermoeden dat ze die vergeten zijn. Of dat ze simpelweg niet hebben begrepen dat we die ook besteld hadden. Het is niet ongewoon hier in Thailand dat je iets anders krijgt dan je besteld hebt, of maar een deel van je bestelling. Veel horeca-medewerkers durven niet zo goed te zeggen dat ze het niet helemaal begrepen hebben en wekken dan de indruk dat je bestelling goed is overgekomen.

We vermoeden dat het bereiden van ijskoffie nog wel eens flink wat langer kan duren dan van gewone koffie, dus bestellen we voor Mieke ook nog maar een americano ron. En beoefenen we nog een kwartier geduld, voordat we na betaling van 320 baht eindelijk door naar huis kunnen rijden, waar de Nescafé altijd klaar staat.


Gaan we nog eens terug? Ik denk het niet. Het was vooral een grappige ervaring vanwege de ongewone situatie, maar de hoge prijs, het lange wachten en het vergeten van de halve bestelling zorgen er toch voor dat dit koffietentje niet op onze favorietenlijst komt. Zo zie je maar dat de Thaise instelling zo gek nog niet is. Als de klanten niet tevreden zijn blijven ze vanzelf wel weg. Of je nou een HACCP-plan hebt of niet.