13 april 2024

Ouder worden?

Jasmijn schrijft: 

Er zit weer een nieuw thema in mijn hoofd. De afgelopen weken zijn er in mijn vriendenkring verschillende baby's  ter wereld gekomen. En regelmatig wordt mij onderweg gevraagd of wij kinderen hebben of willen. Sommige vrouwen hebben zelfs hun hoop uitgesproken dat we spoedig kinderen zullen krijgen, gezien mijn leeftijd. Het begint - als 30+ vrouw, als tikkende tijdbom - steeds meer een dilemma te worden. Enerzijds gek, het zou iets natuurlijks moeten zijn, een gevoel. Anderzijds lijkt het alsof ik/we de keuze heel bewust moet(en) maken. Wil je wel kinderen op deze wereld zetten? Is dat niet egoïstisch? Of is het juist egoïstisch omhet niet te proberen (het moet nog maar kunnen)?
Ik vind kinderen leuk, mijn partner `haat` ze, vooral baby's  - maar ik voel (nog) geen klapperende eierstokken.
Ik weet niet op welke manier het voortplantingsdilemma in jouw leven een rol heeft gespeeld. Maar hoe kijk/keek jij tegen dit dilemma aan? De verwachtingspatronen die er omheen hangen, de ratio vs. het gevoel etc.


Mijn eerste gedachte bij het lezen van je vraag was dat ik misschien niet de juiste persoon ben om deze vraag aan te stellen, omdat ik zelf geen kinderen heb. Ik heb weliswaar stiefkinderen, maar dat is anders. Maar ik kan natuurlijk schrijven vanuit het perspectief en de ervaring van het geen eigen kinderen hebben.

Voor sommigen is het al dan niet kinderen willen een dilemma, voor mij is het dat nooit geweest. Van jongs af aan voelde het niet vanzelfsprekend dat ik, eenmaal volwassen, kinderen zou willen. Het was niet iets waar ik al jong echt over nadacht, maar primair was er een soort weerstand tegen het idee. Mede omdat ik als kind niet erg vrij was in worden wie ik wilde zijn. Met name mijn moeder had zeer uitgesproken ideeën en verwachtingen, en ik voelde al wel dat ik daar niet aan ging voldoen.
Ik heb geen idee of het er los van staat, maar ik was ook altijd al een 'dierenmeisje'. Dieren hadden een veel grotere aantrekkingskracht op mij dan baby's.

Naarmate ik wat ouder werd kwamen er steeds meer aspecten bij die bijdroegen aan het uiteindelijk kinderloos blijven. Ik kreeg, 19 jaar oud, een relatie met een man die vader was van drie, toen nog jonge, kinderen. Ik werkte fulltime, studeerde, en om het andere weekend en in vakanties waren zijn kinderen bij ons. Dat was op de een of andere manier vanzelfsprekend, en een kind erbij, kwam niet eens bij me op. Ook niet toen ik de leeftijd bereikte waarop de hormonale tijdklok een rol begon te spelen. Veel van mijn vriend(inn)en kregen kinderen, en ik zag van dichtbij hoe dat bepalend was voor hun levensstijl en -ritme. Vrijwel zonder uitzondering zeiden ze dat kinderen hun leven niet zouden gaan veranderen of bepalen, en zonder uitzondering hadden ze het mis. Ik had het makkelijk, vond ik. Mijn stiefkinderen kwamen, maar gingen telkens ook weer weg. Dat ik zelden eeen weekend 'vrij' was, bijvoorbeeld (ik werkte om het andere weekend), dat realiseerde ik me pas echt jaren later. De dingen waren gewoon zoals ze waren. Ik denk dat ik gewoon te weinig tijd had en te jong was om er bewust al te diep over na te denken. Eigenlijk was ik zelf nog een kind, ook al voelde dat toen niet zo. Ik probeerde enerzijds aan de zijlijn te blijven, om vooral niet de indruk te wekken een soort moederrol op me te willen nemen. Maar ondertussen nam ik veel verantwoordelijkheden op me, en waren er vaak situaties rondom de kinderen waar aan ons om bemoeienis werd gevraagd. Door scholen en maatschappelijk werk bijvoorbeeld. Dus ook al woonden de kinderen niet bij ons, toch ging er vaak en veel aandacht naar toe, en dat was een vanzelfsprekend iets.

Mijn toenmalige man had geen behoefte aan meer kinderen, en ik ook niet. Met werk, studie en zijn kinderen was het leven al vol genoeg. Daarnaast was de relatie met mijn moeder dermate moeizaam dat ik ervan overtuigd was dat dat conflict zich ongetwijfeld zou gaan herhalen tussen mij en een eigen kind, zolang ik dat tussen mij en mijn moeder, of beter gezegd, in mijzelf, niet had opgelost. Bovendien was ik opgegroeid met de boodschap dat ik nooit een goede moeder (dochter, echtgenote, huisvrouw,) zou worden, en die overtuigingen zaten diepgeworteld. Of het totale gebrek aan een kinderwens daarvandaan kwam weet ik niet. Wellicht was het gewoon een combinatie van factoren. Hoe dan ook, ik zorgde er angstvallig voor niet zwanger te raken. 

Nu, als 63-jarige terugblikkend, vind ik het overwegend heerlijk dat ik geen eigen kinderen heb. Ergens ook wel jammer dat ik nooit heb ervaren hoe het is om zwanger te zijn, hoewel dat net zo goed 9 maanden ellende kan betekenen.


Sinds de kinderen van mijn eerste man volwassen werden genoot ik bewust van mijn vrijheid. Ik heb heel veel gereisd, er was altijd geld genoeg, ik werkte, studeerde, volgde cursussen en onderhield uitgebreid contacten met fijne vrienden en vriendinnen, waarvan de meesten nog steeds deel van mijn leven uitmaken. Ik begon mezelf steeds meer te ontplooien, en genoot ervan de wereld te ontdekken, mijn horizon te verbreden en mijn innerlijke wereld te verdiepen. Weliswaar met als gevolg dat mijn huwelijk steeds verder onder druk kwam te staan, omdat mijn toenmalige man erg van mij verschilde. Voor hem was het prima als elke dag hetzelfde was als de vorige of de volgende, voor mij was het leren en exploreren van wat het leven mij verder nog allemaal te bieden had essentieel. Het een is niet beter of slechter dan het ander, maar we groeiden uit elkaar, mijn liefde en respect voor hem vervaagden steeds meer en na 26 jaar samenzijn scheidde ik van hem, kort nadat ik mijn huidige, grote liefde vond. Voor mij was die scheiding een opluchting en een zegen. Ik voelde me niet langer eenzijdig verantwoordelijk voor de kwaliteit van onze relatie, en de pijn en verdriet van het uit elkaar groeien lagen voor mij in de jaren voor de scheiding, waarin ik me eenzaam voelde en vele malen probeerde een nieuwe balans te vinden. Terwijl iets in mij wel wist dat die er niet meer ging komen. Ik hield op me plaatsvervangend zorgen te maken over zijn kinderen, en in mijn nieuwe relatie ervoer ik de liefde, verbinding en gelijkwaardigheid waarnaar ik al jaren verlangde.

Inmiddels was ik 45, en daarmee was de vraag of ik zelf kinderen wilde al niet meer actueel. De jaren van de 'klappererende eierstokken' waren eigenlijk vrij ongemerkt aan mij voorbijgegaan. Mijn vriend(inn)en hadden inmiddels gezinnen, en ik zag dat het hebben van kinderen lang niet altijd zaligmakend was. Ik vond hun kinderen niet altijd leuk of sympatiek, en was me ervan bewust dat dat vaak aan de opvoeding door de ouders lag. Die voelden zich vaker overbelast dan happy met kinderen, en klaagden over een tekort aan tijd voor zichzelf. Ik bedoel dat niet veroordelend en realiseer me dat ik makkelijk praten heb en mezelf wellicht gewoon tot die groep zou hebben kunnen rekenen, als ik ook kinderen zou hebben gekregen. 

Maar mijn kinderloosheid stelde me ook in staat afstandelijker te kijken naar allerlei tendenzen, maatschappelijke en persoonlijke ontwikkelingen. Waarom beiden fulltime werken, waarom zulke grote huizen, waarom steeds grotere auto's, waarom ieder kind een eigen kamer, eigen tv, eigen computer, waarom elke vraag om aandacht onmiddellijk inwilligen, etc. etc. Gewoon, omdat we met z'n allen in een (consumptie)maatschappij zijn gegroeid, waarin velen zich niet afvragen of ze zich daarin wel thuisvoelen, of wat het effect ervan op hen, of hun kinderen is. Zo gaan die dingen nou eenmaal, en als iedereen om je heen het leven op een bepaalde manier leeft wordt het steeds moeilijker om daar uit te blijven en je eigen koers te bepalen. Dat wordt al snel be- of veroordeeld en je valt makkelijk buiten de boot. Dat wil je niet, en ook niet voor je kinderen. Snappen doe ik het wel, maar voor mezelf kon ik steeds makkelijker en vaker weloverwogen keuzes maken die beter pasten bij mij, en mijn nieuwe levensgezel, juist omdat ik geen kinderen had, en geen rekening hoefde te houden met de maatschappelijke verwachtingen daaromtrent. Daarmee leek de groep gelijkgestemden weliswaar kleiner te worden, (een van de angsten van diegenen die voor een andere dan de gangbare koers zouden willen kiezen) maar kruisten weer anderen mijn pad die eenzelfde taal spraken.

Enfin, het is vast wel duidelijk hoe subjectief het onderwerp is, en hoe subjectief ik erover schrijf. Achteraf gezien kan ik gerust stellen dat ik het zeker niet betreur dat ik geen kinderen heb. Op ego-niveau kan ik me weleens afvragen wie er in vredesnaam voor mij gaat zorgen als ik oud en behoeftig word, maar het hebben van kinderen biedt daarvoor zeker geen garantie. Voor hetzelfde geld kun je niet echt goed met hen overweg, of besluiten zij (of jij!) om aan de andere kant van de wereld te gaan wonen. Vanuit een ander niveau voel ik het vertrouwen dat de dingen gaan zoals ze bedoeld zijn, ik kom ook zonder kinderen wel aan mijn eind, en heb daar verder geen verwachtingen bij. Ik creëer tenslotte mijn eigen realiteit.


Ik geloof dat het belangrijk is om erachter te komen waar je je keuze voor het ouderschap op zou baseren. Welke gedachten heb je daar zoal over, en waar komen die vandaan? Het gaat uiteindelijk alleen jou, en als jullie daarvoor kiezen, je partner iets aan. Waar liggen je prioriteiten, wat geeft je hart je in? Ben je bereid, of verheug je je erop de komende twintig, dertig, veertig jaar je leven te delen met kinderen? Wat zou je echt graag willen met je leven en passen kinderen daar wel of niet in? Wat betekent het voor jou dat je partner kinderen 'haat'? Maakt dat je keuze moeilijker of makkelijker? Wat betekent een 'natuurlijke' gang van zaken rondom het moederschap voor jou, zoals je dat in je vraag formuleert? Vroeger was het natuurlijk dat je zwanger werd kort nadat je menstruatie begon, of in het gunstigste geval, kort nadat je trouwde. Je zou dan nu al zo'n tiental kinderen kunnen hebben. Dat daar dat oermoedergevoel aan te pas moet komen is een idee van deze tijd. We hebben nu de keuze, en dat maakt het misschien wel veel gecompliceerder allemaal. Je denkt te moeten kiezen. Dat hoefde vroeger niet, omdat het niet eens kon. En ik weet niet of je egoïstisch bent als je voor kinderen kiest, of juist niet. Dat hangt van je intentie af. Als die kinderen jou gelukkig moeten komen maken, dan ben je egoïstisch. Als jij het vanzelfsprekend vindt dat je zelf een aantal mogelijkheden opzij gaat zetten om kinderen een zo groot mogelijke kans te gaan geven om uit te groeien tot zo gelukkig mogelijke, emotioneel en fysiek zo gezond mogelijke volwassen mensen, dan ben je niet egoïstisch. En je hoeft ze niet te krijgen omdat ze de wereld moeten komen redden, want daarmee belast je ze op voorhand met een verantwoordelijkheid die misschien wel helemaal niet bij ze past. Denk ik.

Wat zou je doen als je alle laagjes (maatschappelijke) conditionering zou kunnen afpellen? Wat zou jouw eigen pad kunnen zijn, los van die vrouwen die het sneu voor je vinden dat je nog geen moeder bent, vriend(inn)en, die het soms ook gewoon makkelijker en fijner vinden als jij hun keuze bevestigt door mee te doen, ouders die je teleurstelt omdat ze zo graag grootouders willen worden?

Veel mensen in jouw situatie hebben angst voor spijt. Spijt geen kinderen te hebben gekregen als het te laat is om ze nog te krijgen. Maar volgens mij bestaat spijt niet, dat is een mind-ding. Spijt hebben geen moeder geworden te zijn is even onrealistisch als spijt hebben wel moeder geworden te zijn. Dat laatste, daar heeft vrijwel niemand het over. Maar het bestaat net zo goed. Een oud-collega, vader van drie kinderen, zei ooit heel eerlijk tegen mij: als ik destijds bewuster had gekozen, en had geweten wat erbij komt kijken, had ik geen kinderen gewild. Ik hou van ze, maar zou het niet opnieuw doen als ik de keuze nu moest maken. Dat vond ik toen best schokkend, want dat hoorde je niet hardop te zeggen, toch? Inmiddels denk ik dat er best veel ouders zo over denken, maar het is not-done, en traumatiserend voor de kinderen, om daar hardop voor uit te komen, zo wordt doorgaans gedacht. Jammer, denk ik dan, want die menselijke twijfel wordt door kinderen gevoeld, ook al wordt hij niet uitgesproken. Het niet-uitspreken, de taboes, zijn traumatiserender dan een oprecht gedeelde gedachte of emotie. Die doet namelijk niets af aan het feit dat ouders doorgaans van hun kinderen houden.

Ik geloof dat we feitelijk geen keuze hebben. We mogen graag denken alles te kunnen controleren. Maar je hebt geen echte controle over hoe jouw leven er in de toekomst uit gaat zien. Wat het moederschap betreft heb je nog jaren de tijd. (Mijn moeder was 43 toen ze mij kreeg.) En überhaupt, zoals je zelf al benoemde, moet het nog maar lukken, onafhankelijk van je leeftijd.
Speel eens met het idee dat je geen keuze hoeft te maken. Dat het leven zich helemaal vanzelf ontvouwt, zoals dat jou, of je ziel, zo je wil, het beste past. Speel eens met het idee dat, hoe de dingen voor jou ook zullen lopen in het leven, je een manier vindt om ermee om te gaan, om eruit te halen wat erin zit, om de verantwoordelijkheid te nemen iets positiefs te halen uit wat zich ook maar voor jou aandient. Dat onvoorwaardelijk verantwoordelijkheid nemen voor je eigen leven, hoe het ook loopt, betekent voor mij in elk geval de ultieme vrijheid. Het zou mooi zijn als kinderen vanuit die vrijheid geboren worden, of niet.

Liefs!
Mieke.



27 maart 2024

Geven en delen, hoe doe je dat. (Deel II)

Het eerste deel over dit onderwerp, dat ik onlangs schreef, leverde de vraagstelster (ik noem haar Jasmijn) weer nieuwe vragen op:

Maar wanneer weet je nou of dit geven, of delen, en ontvangen in balans is (weer die berekening)? Wat als je 'achterloopt' of juist 'ver voorloopt'?. Ik heb het idee dat bijvoorbeeld Thai daar niet mee bezig zijn, niet iets terugverwachten. Maar wat is de verhouding tussen een mango ontvangen en slechts een glimlach teruggeven (weer die berekening)?
Dit klinkt misschien gek, maar je tekst maakt me emotioneel. Je raakt mijn bron. De manier waarop je schrijft is zo helder en beeldend, en daarmee confronterend. Ik haat die (irreële) angst in mezelf. Mijn partner geeft me het goede voorbeeld, maar ik wil het ook vanuit mijn bron voelen. Het zelf kunnen. Want wat je eerst beschrijft over het ‘gevoel’: “dat spontane verlangen oproepen een ander te willen helpen, te willen geven, delen” herken ik juist ook zo sterk. Dus hoe het samen kan gaan, vind ik lastig te bevatten. Alsof mijn balans verstoord is. Overigens vind ik het bij familie/vrienden makkelijker, omdat ik dan ‘weet’ wat ik terug kan verwachten. Ik vind het hier zo mooi dat het niet uitmaakt. Zelfs zonder een woord te hebben gewisseld, delen mensen.

'Wanneer is dit in balans', zegt iets over jouw verwachting(spatronen). De balans, die zit in jezelf, in jouw intentie waarmee je geeft of deelt. Niet in hoe de ander op jouw gift reageert. Dat laatste, daar heb je geen controle over, en dat is ook niet de bedoeling, naar mijn mening. De ontvanger neemt al dan niet een mate van verantwoordelijkheid in de manier waarop hij (....vul hier zelf het gewenste voornaamwoord in, ik gebruik voor het gemak 'hij') ontvangt, en dat is geheel zijn zaak, en niet die van jou. En ja, daarin kun je teleurgesteld worden. So what? Teleurstellingen zijn normaal, en o.k. Het zijn gelegenheden om iets te leren, en daarmee, naast pijnlijk, ook waardevol.

Geven en delen gaan in essentie niet over een materiële balans. Dat lijkt voor jou een punt te zijn waar je op 'vastloopt', en waardoor een aantal ideeën zo tegenstrijdig lijken.
Mijn eigen ervaring hiermee is dat, hoe onbevangener en onbaatzuchtiger ik kan geven en delen, zonder daar ook maar iets (materieel of immaterieel) voor terug te verwachten, hoe natuurlijker en vanzelfsprekender het wordt dat ik situaties en mensen aantrek die mijn intentie kunnen zien, waarderen en respecteren, en hoe minder vaak ik teleurgesteld achterblijf. Gaandeweg ontdek ik wat die teleurstellingen mij te leren hebben.
Wat jij jezelf 'geeft' door aan een ander te geven, en dat op een bewuste manier, vanuit liefde en met een zuivere intentie, is essentieel voor je eigen groei. Daarvoor ben je hier. In dit lichaam, op deze aardkloot.

Dat intentionele, dat zonder verwachtingen kunnen geven en delen, daar is geen truukje voor. Dat is een kwestie van leren, zelfreflectie, ervaren. Vaker doen wat je hart en gezond verstand je ingeven, zonder om te kijken, en je minder vaak door negatieve berekening laten leiden. Dat is een keuze die je kunt maken, telkens opnieuw. Tegelijkertijd nodig ik je uit om zonder oordeel te kijken naar die berekening. Berekening is geen 'slechtheid', maar een aangeleerde gewoonte of vaardigheid, die je soms helpt, en soms in de weg zit. Leer het onderscheid kennen. Leer met zachtheid naar jezelf te kijken, óók als dat wat je soms ziet, je niet aanstaat. Ook daarin kun je een balans creeëren. Als die glimlach is, wat jij op dat moment oprecht te bieden hebt in ruil voor die mango, dan is er een goede balans. Die glimlach wordt gezien en gevoeld, al dan niet bewust. Doe jezelf niet tekort door die glimlach als onwaardig af te serveren, maar leer die glimlach ook zélf te voelen, aan jezelf te schenken. Dat basisgevoel waar je het over hebt, dat gevoel spontaan te willen delen, dat zit gewoon goed bij jou.

Het negatief oordelen over de minder onbaatzuchtige gedachten, de irreëele angsten, daar zit wel een belangrijk aandachtspunt.
Negatieve zelfkritiek is niet opbouwend, niet constructief en niet liefdevol. Een gezonde dosis zelfkritisch kijken, daar is niks mis mee. Maar probeer e.e.a. in het licht van ontwikkeling en groei te zien. Je bent gewoon onderweg naar jeZelf, en mag alles aankijken wat je ondertussen tegenkomt, óók de lastige dingen. Die zijn er om je te dienen, en niet om je (negatieve) gedachten of zelfbeeld te bevestigen of versterken...
En nog iets anders: Weiger een spontaan aangeboden gift niet meteen, omdat je hoofd er met ja-maars tussen gaat zitten. Zeker niet in een boeddhistische cultuur, omdat je daarmee de ander zijn kans op een dosis goed karma ontneemt of onthoudt, want zo worden geven en delen nou eenmaal benaderd door veel mensen (soms heel berekenend! 😉)

Oprecht geven en delen, en onbevangen ontvangen zijn een energetische beweging tussen jou en die ander, een hartsverbinding. Het gaat nooit alleen om jou of jouw emoties en gedachten hierbij, maar dat is wel de enige helft van het verhaal waar jij iets mee kunt doen, of uit kunt leren. Hoe, en van waaruit geef jij, deel jij, of ontvang jij? Dáár haal je je vreugde, dankbaarheid, lessen en liefde uit....

Is er denk je een soort truc om bepaalde gedachten voor te zijn of als ze opkomen te negeren? Ze om te tunen naar de datgene dat past bij de innerlijke bron?

'Gierige gedachten' wil je niet uitzetten of negeren, en je kunt ze niet vóór zijn. Maar je observeert ze, alsof je van een afstandje naar je eigen denken kijkt. Probeer ze te gaan zien als maatjes, die je helpen iets te leren over en voor jezelf. Met het 'haten' van bepaalde aspecten van jezelf sluit je deuren die juist wijd open mogen staan. Kijk die gedachten aan om te zien wat ze je kunnen brengen. Jezelf, of een deel van jezelf als 'niet goed' labelen is ondermijnend en iets waar je voor mag waken. Het beperkt je, en het is onwaar. Op het moment dat je die beperkende gedachten waarneemt kun je ervoor kiezen je er niet zomaar door te laten leiden. Zeggen je hart en gezond verstand ja, en je beperkende verstand nee? Wat doe je dan? Dat is je (keuze-)vrijheid. Dat vergt bewustwording en oefening. Gaandeweg zal het 'gierigheidsgevoel' verzachten, veranderen en verdwijnen, naarmate je handelen meer en meer voortkomt uit je bron. Denken en handelen komen dan steeds meer in balans.

Zijn sommige vragen die je stelt in de tekst vragen die je vanuit je zelf herkent? Of waarvan je denkt dat ze passen bij mijn vraag? Als het antwoord op de eerste vraag ‘ja’ is, hoe ga jij daar dan mee om?

Al het bovenstaande, herken ik in mezelf. Het gaat over de vragen die ik mezelf gaandeweg stelde, en nog steeds stel. En over de worsteling met mijn 'negatieve' trekjes, zoals we die echt állemaal hebben. De één in meerdere of mindere mate dan de ander, ook dat is een natuurlijk gegeven, en gebaseerd op wat eenieder te leren heeft.
Ik ga daarmee om zoals ik erover schrijf. Dat is voor mij de enige manier waarop ik kan pogen jouw vragen te beantwoorden. Vanuit mezelf en mijn eigen ervaring. Het is 'gewoon' een proces. Voor iedereen. Niet op te delen in goed en slecht, juist of verkeerd. Dat proces heeft beide kanten nodig om te blijven bewegen, en het houdt nooit op. Als dat je uitgangspunt kan zijn, wordt dat proces een stuk lichter. Interessanter ook. Onderzoek de dingen en behoud het goede.
Een ander woord voor dat proces is Leven. 💋


13 maart 2024

Geven en delen, hoe doe je dat?

In ons gastenhuisje bieden we regelmatig onderdak aan fietsers. Vaak zijn die al maanden onderweg en bijna altijd ontstaan er fijne gesprekken en nieuwe vriendschappen. Van één van de fietsers kreeg ik een mooie vraag, en daarmee had ik meteen een onderwerp voor een nieuwe blog.

Wat betekent delen/gul zijn? Waar ligt de grens, wanneer is ‘geven en nemen’ in balans? En hoe kan je leren om guller te zijn (en minder berekenend)? Jullie zijn al zo gul dus misschien geen issue, maar ik vind het fascinerend hoe vanzelf mensen hier alles willen delen en hoe minder vanzelf het bij mezelf gaat terwijl ik waarschijnlijk ‘financieel’ over het algemene rijker ben (pijnlijk gevoel).

Het is eigenlijk niet zo heel ingewikkeld met dat geven en delen. Hier in Thailand merken we vaak dat mensen nog steeds opgroeien met de boeddhistische leefregel dat, als je iets goeds doet voor een ander, dat je dan iets goeds doet voor jezelf, voor je eigen karma. Daar wordt hier misschien niet eens zo diep over nagedacht, dat is 'gewoon' een gegeven. Generaliserend zullen Thaise mensen makkelijker iets van hun ouders of andere leraren aannemen, waar in het westen vaker het 'ik maak zelf wel uit wat ik daarvan vind' overheerst. Daarnaast zien we hier, in vergelijking met in 'het westen' nog veel schaarste of armoede. Dat maakt dat veel Thaise mensen nog weten hoe het aanvoelt iets niet te hebben wat een ander wél heeft.

Voor een aantal van ons westerlingen is het nadenken over dit soort vragen vanzelfsprekender geworden. Omdat wij op een andere manier met deze thema's geconfronteerd worden. Wij staan immers aan de andere kant van de white privilege lijn. En dat voelt niet altijd lekker. We zouden eraan willen ontsnappen, en ervaren dan dat dat uiteindelijk niet echt kan. We zijn wit. We zijn privileged. Maar we kunnen wel iets doen. In actie komen in overeenstemming met wat ons hart ons ingeeft.

Geven en delen doe je met je hart en je hoofd. In die volgorde. Geven of delen, en ontvangen of nemen, het gaat altijd om energiestromen, in welke vorm dan ook. 

Stel je een situatie voor waarin je jezelf voor de keuze stelt om iets te geven of delen, of niet. Eerst is er dat gevoel. De compassie, het mededogen, de interesse in die ander. Dat gevoel komt uit de bron, uit wie je in je diepste wezen bent. Daar is nooit iets mis mee. Daar kán niets mis mee zijn, omdát het van de bron komt. Je zou iets willen geven of delen, gewoon, omdat de ander iets nodig heeft wat jij wél hebt, en de ander niet. Of waarvan jij teveel hebt en de ander te weinig. Kennis, geld, voedsel, onderdak, plezier, het maakt niet uit wat. Je loopt warm voor het idee dat je iets te geven of delen hébt. Daar word je blij van. Toch? Dat moet wel, want anders had je me deze vraag niet op deze manier gesteld.

Vervolgens komt je hoofd. Daar hoef je niets voor te doen, ook dat hoofd komt vanzelf. De vragen. 'Hou ik dan wel genoeg over voor mezelf', 'Wat als in de toekomst blijkt dat ik het harder nodig heb dan die ander nu?', 'Heeft die ander het wel écht nodig?', 'Als ik dit nu geef, kan ik de komende maand de huur dan nog wel betalen?', etcetera, etcetera.

Dat hoofd is enerzijds je maatje. Dat je in staat stelt VERSTANDig te zijn. Dat hoofd geeft goede adviezen, op basis van wat je tot dan toe leerde, je innerlijke overtuigingen.

Maar dat hoofd maakt je ook bang. En onzeker, achterdochtig, egocentrisch, hebzuchtig. Ook die gedachten, en vervolgens gevoelens, komen uit weer andere innerlijke overtuigingen voort.

De clou zit hem in het observeren van al die gedachten, en het ontdekken welke gedachten voortkomen uit liefde, en welke uit angst. De eerste categorie, de gedachten geboren uit liefde, is niet zo moeilijk te definiëren. Dat zijn de gedachten waar je blij van wordt, waar je hart van opspringt, die je een goed gevoel geven over jezelf en de wereld, die je stimuleren je passie te volgen. Die dat spontane verlangen oproepen een ander te willen helpen, te willen geven, delen. Die maken dat je weet dat jij en die ander dezelfde verlangens en behoeften hebben. Maar ook: Die je die liefdevolle reminders geven: "smaakt mijn fancy koffie net zo lekker wanneer ik kort tevoren de andere kant opkeek toen die sjofele man in de brandende zon zijn fruit te koop aanbood?"

De tweede categorie, de angst, is misschien iets lastiger, omdat angst die twee kanten heeft. De beschermende, ondersteunende kant, (misschien moeten we die 'terughoudendheid', in plaats van 'angst' noemen) en de beperkende kant. Vooral de beperkende gedachten zijn interessant om te observeren. Waar komen ze vandaan, horen ze bij wie jij in wezen bent, of zijn het de angsten van je ouders, voorouders misschien, leraren en vrienden, die in jouw systeem zijn opgeslagen? Gedachten die aanvankelijk beschermend en verstandig waren, maar je nu, op basis van voortschrijdend eigen inzicht en volwassenheid, niet langer dienen? Gedachten die je nu juist beperken in wat je het liefst zou doen? Gedachten die je zonder geldige reden, té bang of té voorzichtig maken? Die je ervan weerhouden te vertrouwen op je eigen beoordelingsvermogen, op het weten dat de bron, die jij in wezen bent, je altijd voedt met wat je nodig hebt? 

Want wat áls je nou eens wat tekort komt om je huur te betalen? Dan is er die vriend die even wat voorschiet. Wat als je jouw maaltijd een hongerig kind toegeschoven hebt? Dan is er die vrouw, die je een rijpe mango toestopt. Wat je zaait zult je oogsten. 

Het onderzoeken en voeden van dat vertrouwen, daarin zit het antwoord op je vraag. Dan word je gaandeweg blijer en gelukkiger van geven en delen waar je dat redelijkerwijs kunt. Zonder jezelf tekort te doen, materieel, financieel of energetisch, zonder voorwaarden of voorbehoud, zonder omkijken of spijt. Met altijd de juiste intentie, en vanuit liefde en compassie, voor jezelf zowel als voor de ander. Dan voel je en straal je uit: Ik leef mijn waarheid.

29 februari 2024

Comfortzone

Da's wel een dingetje tegenwoordig hè, de comfortzone? Of eigenlijk comfort zone dan, op z'n Engels, nog veel hipper. En dan vooral het daar uitkomen dan. Iedereen moet eruit, uit die comfortzone, want dan ben je pas écht goed bezig! En dan liefst ook nog tamelijk rigoureus, want anders ben je halfslachtig bezig.

Regelmatig nieuwe, enge, of ronduit angstaanjagende eerstekeren aangaan, da's goed voor je! Overwin je angsten! Breek uit je eigengecreeërde gevangenis! Word je bewust van welke ikkanniet's en ikmagniet's er in je brein geplant zijn tijdens je opvoeding, schooljaren, verenigingsleven etcetera.

Ik zou daar graag enige nuance in aanbrengen. De laatste aanmoediging hierboven, da's gewoon een goed advies, daar wil ik niet aankomen. Maar dat het eruit moeten, uit die comfortzone, dat dat zo'n must is. Iets moeten doen wat je tevoren nooit hebt gedurfd. Daar heb ik wel moeite mee.

Soms is het gewoon slim om iets niet te durven. Waarom leren we niet dat het ook gewoon ok kan zijn als je iets niet durft. Dat je je tijd ook wel omkrijgt met dingen die je prima durft. Je hebt nou eenmaal een hoop mensen die héél goed gedijen in hun comfortzone, en een handvol mensen die knettergek worden als ze langer dan vierentwintig uur in een comfortzone moeten verblijven.

Ik zit daar ergens tussenin, maar dan aan de kant van de eerstgenoemde groep. Ik ben dan wel met zéér vervroegd pensioen gegaan om vervolgens bijna alles achter te laten en samen met mijn Lief te settelen in een ander land. Da's voor velen nogal extreem. Maar anderzijds.... Mijn bed is zoiets. Als het hier 's nachts afkoelt naar pakweg veertien graden Celsius, dan denk ik 's ochtends om zes uur: "De moord, ik blijf nog minstens een uur in mijn comfortzone; ik kom er pas uit als het buiten weer gewoon twintig graden of warmer is!" 

Niks mis mee, toch? Dat zal voor velen herkenbaar zijn. Maar ook: Ik ga vrijwel uitsluitend naar feestjes waar niet meer dan vier á zes mensen aanwezig zullen zijn. Worden het er meer, dan voel ik me al gauw niet meer op mijn gemak, ook al zeggen mensen die me kennen dat ik niet makkelijk om een
woordje verlegen zit. Het zal een trekje zijn dat ergens op het autistisch spectrum terug te vinden is, maar ik heb niet het gevoel dat ik tekortschiet als ik beleefd bedank voor een bruiloft van een mij nauwelijks bekende dorpsgenoot. (Je wil niet weten hoeveel dat er op jaarbasis zijn, en dan heb ik het nog niet over de uitvaarten. Hoewel die iets makkelijker zijn, want daar hoef je niet uitgelaten te dansen. Vrijwel alle andere aspecten zijn hetzelfde, op één mee-etende gast na.) Bij het idee van zo'n bijeenkomst alleen al vliegt me de onrust naar de strot.

Een ander voorbeeld is de wekelijkse expatbijeenkomst in de stad. Een dertigtal expats-met-aanhang plus kinderen op een kluitje. Gezellig een uit Amerika geïmporteerd cornholespelletje spelen, beetje klagen over wat er zowel in het vaderland als in Thailand mis is, kwaaltjes en ziekenhuiservaringen uitwisselen. (Ongenuanceerde aanname). Allemaal niet mijn kopje thee. De simpele remedie is lekker in mijn comfortzone blijven. En daarmee ben ik dan gewoon 'iemand die niet graag naar drukke bijeenkomsten gaat'.

Erin of eruit, that's the question. Goed voelen of die comfortzone me goed past of juist belemmert, zou ik zeggen. Erin of eruit, het doet er niet zoveel toe, zolang ik me er maar bewust van ben dat ik op beide plekken mezelf kan zijn.

25 januari 2024

Iets groenigs, geloof ik

Ik ben kleurenblind. Niet zó erg dat ik alleen maar grijstinten zie, maar het verschil tussen roden en groenen ontgaat mij in de meeste gevallen. Mensen die dat horen vragen meestal als eerste hoe ik dat dan doe bij stoplichten. Gelukkig zit daar rood altijd boven, en bovendien zijn de tinten rood en groen in een stoplicht voor mij nou net wel goed te onderscheiden. Rood en oranje liggen daar dichter bij elkaar, maar die betekenen sowieso stoppen, dus daar heb ik weinig last van.

Dan willen mensen weten wat ik dan precies anders zie dan niet-kleurenblinden. Best een grappige vraag, want hoe zou ik moeten weten wat niet-kleurenblinden zien, als ik dat zelf niet kan zien?

En de volgende vragen zijn dan of het niet lastig is en of ik de kleurenrijkdom niet mis. Die laatste vraag is het makkelijkste te beantwoorden. Ik weet niet wat ik mis en als je niet weet wat je mist mis je het niet. Kleurenblind zijn is op zich ook niet lastig. Sterker nog, het maakt een aantal dingen veel gemakkelijker. Ik hoef me geen zorgen te maken of de kleur van mijn shirt wel bij die van mijn broek past en die van mijn sokken bij mijn ogen, ik zie sommige vlekken in mijn kleren niet en het uitzoeken van verf voor mijn huis is een fluitje van een cent.

Lastig wordt het pas doordat er zo veel mensen bestaan die niet kleurenblind zijn. Ik ben met zo iemand getrouwd. Die laat het weten als ik toch echt het verkeerde shirt bij mijn broek heb aangetrokken (het sokkenprobleem is hier in Thailand vanzelf opgelost: die draag ik niet meer) en als er ergens een voor mij onzichtbare vlek zit. Maar wat veel vervelender is: ze wijst me regelmatig op prachtig bloeiende bomen en struiken, schitterende orchideeën en kleurrijke vogeltjes. Ik zie ze niet, maar besef wél dat ze er zijn. Ik weet nog steeds niet wat ik mis, maar dus wel dat ik wat mis.

Natuurlijk zijn er ook genoeg momenten waarop ik me wel degelijk realiseer dat het onhandig is, of zelfs gevaarlijk kan zijn om geen kleuren te zien. Ik was al volwassen toen ik besefte hoe het toch kwam dat als we met de klas in het bos beukennootjes gingen zoeken, iedereen met zakken vol aankwam, terwijl ik er met moeite een stuk of 10 had weten te vinden. Frustrerend voor een kind, maar verder onschuldig. Ernstiger is het dat het vaak nauwelijks zichtbaar is of etenswaren nog goed zijn. En gevaarlijk kan het worden als een verkleuring van huid of oogwit op een serieuze ziekte wijzen. Dan ben ik toch wel blij dat ik zo'n kleurrijke partner heb. (Niet alleen dan trouwens.)

In mijn waarneming zijn er in Thailand 2 kleuren bankbiljetten. De briefjes van 500 en 50 zijn blauw, die van 1000, 100 en 20 zijn, ehhhh, geen idee, iets groenigs, geloof ik. Ik moet dus altijd naar de cijfers kijken, maar dan zie je die kleurenziende kassa-medewerkers kijken van "wat staat ie nou onhandig te doen?" Dus heb ik in mijn portemonnee een apart vakje voor mijn gevouwen duizendjes, en een groter vak waar de 500 en 100 ongevouwen ingaan en de 20 en 50 gevouwen. Zo kan ik toch snel de juiste briefjes pakken.

Betalen doen we hier overigens steeds minder contant. Hier kan je tegenwoordig vrijwel overal betalen door een QR-code te scannen met je bank-app. Als we ergens een fooitje willen achterlaten doen we dat weer wel contant, zodat het (hopelijk) in de fooienpot terecht komt, en niet op de rekening van de baas.

Van de week gingen we ons te buiten aan een te zoete wafel, bij een wafelbakker waar we vroeger vaker kwamen maar sinds corona niet meer geweest waren. Mieke heeft intussen gemillimeterd haar en ik heb een baard die ik toen nog niet had, dus de bakker herkende ons eerst niet, maar toen we vroegen of we ook banaan én amandel op de wafel konden krijgen, in plaats van banaan of amandel, herinnerde hij zich dat we vaker geweest waren. Nadat Mieke met haar telefoon had afgerekend vroeg ze of ik nog een 20je had om achter te laten. Ik pakte een gevouwen briefje uit mijn grotere vak en schoof het onder een bord.

In de avond kreeg Mieke een berichtje op messenger. De wafelbakker had bij het opruimen van de tafel een briefje van 1000 baht (€27) gevonden. Hij zou het voor ons bewaren. Hoewel hij ons van gezicht al kende als klanten, had hij geen flauw idee hoe wij heten en waar we wonen. Op een of andere manier heeft hij moeite gedaan om Mieke op facebook te traceren, zodat hij ons kon laten weten dat hij die 1000 baht had gevonden. 1000 baht waarvan ik niet wist dat ik die miste. Alweer zo'n ontroerend voorbeeld van eerlijkheid die we hier in Thailand intussen al zo vaak ervaren hebben.

Zo werd ik nog eens met de neus op de feiten gedrukt: kleurenblind zijn kan geld kosten. Maar het leidt ook tot aangename verrassingen, zoals een noodzakelijk extra bezoek aan de wafelbakker om 1000 baht op te halen. En een extra fooi achter te laten natuurlijk.