23 oktober 2018

Bilplezier en aardappelscheten

Zoals uit de titel meteen duidelijk zal zijn ga ik het weer eens hebben over de Thaise taal. Wie het verhaal over mijn verblijf in het ziekenhuis gelezen heeft weet dat ik allerlei vreemde dingen begon te zien en horen en zou nu kunnen denken dat mijn hersenen toch zijn aangetast. Wees gerust, dat is niet het geval, althans, voor zover ik weet.

Het Thais zit grammaticaal redelijk eenvoudig in elkaar. Er bestaan geen werkwoordvervoegingen, geen ((on)voltooid)) verleden tijd, geen enkel- en meervoud en de zinsopbouw is vergelijkbaar met die van het Engels. Tot zover is het dus een makkie. Helaas zijn er ook wel de nodige eigenaardigheden, waardoor we slechts in tergend laag tempo dingen bijleren.

Allereerst heeft het Thais geen enkel aanknopingspunt met het Nederlands, waar het gaat om de woorden. Waar je in veel Europese talen woorden tegenkomt die min of meer verwant zijn, zijn de Thaise woorden compleet anders (behalve de nieuwere woorden, die veelal uit het Engels zijn overgenomen).

Dan is er natuurlijk die vermaledijde toon, waarover de meeste van jullie vast al wel eens gelezen zullen hebben. Hoge, midden, lage, stijgende of dalende toon, het heeft allemaal invloed op de betekenis. En het verschil is zo miniem dat wij dat simpelweg niet horen. Of we horen allebei duidelijk een dalende toon, terwijl "de juf" zegt dat het een lage toon is. Daarnaast bestaat een aantal medeklinkers in een geaspireerde en een niet-geaspireerde versie. Bij een geaspireerde medeklinker blaas je heel subtiel een beetje lucht uit, alsof je een korte, onhoorbare H uitspreekt. Je kunt het proberen door voor een kaarsvlammetje te gaan zitten en dan k, p, t, kh, ph, th uit te spreken. Bij de geaspireerde medeklinkers beweegt het vlammetje, bij de andere niet. Maarja, in een restaurant ga je niet met een kaarsje voor je mond zitten bestellen, dus het verschil tussen kip (kai) en ei (khai) is lastig duidelijk te maken.

Wat het Thais ook compliceert is dat veel combinaties van medeklinkers absoluut ondenkbaar zijn. Tussen twee van zulke medeklinkers komt altijd een á of een ò. De regel van wat wanneer komt zal ik jullie besparen. Maar omdat het toch logisch is dat die klank ertussen komt, wordt deze vaak niet geschreven. Zo heet de jackfruit hier "khanoen", maar schrijf je "khnoen", en een weg is een "tnn" (tanon).

Een laatste opvallendheid die ik wil noemen (er zijn er nog heel veel meer) is dat het aantal eindklanken van lettergrepen en woorden beperkt is tot 6 (n, k, b, d, m, ng). Een l aan het eind wordt bijvoorbeeld een n. R en s worden een d en een f wordt een b. De naam van de oude koning Bhumibol wordt hier dus uitgesproken als Bhumibon.

Voor veel Thai is het heel lastig om hun taalregels los te laten als het om Engels spreken gaat. Het duurde een tijdje voor we doorhadden dat de bouwers staal bedoelden als ze het over stien hadden. Pas toen we de regels voor de eindklanken kenden begrepen we waarom ze het zo zeiden. Stiekem konden we ook genieten als de zuster in het ziekenhuis langs kwam om bloeddruk te meten. Bl is een van die combinaties die in het Thais niet voorkomt en in dit geval kiest men er meestal voor de l dan maar weg te laten. Omdat de r in de praktijk een l wordt, werd de aankondiging "blood pressure"  uitgesproken als "butt pleasure."
Omgekeerd zullen veel Thai zich verkneukelen om de rare dingen die farang uitkramen. Als je hier frietjes wilt bestellen kan je om "flen flaai" vragen. Dat is de trendy term, afgeleid van french fries. Wil je een beetje Thais lijken, dan vraag je om manfarang tod. Ik wilde wel een beetje Thais lijken en bestelde dus die manfarang tod, maar kreeg tot mijn teleurstelling aardappelpuree. Toen we het daar later met onze vriendin Lorenza, die al meer dan 30 jaar hier woont en vloeiend Thais spreekt, over hadden moest ze onbedaarlijk lachen. Ik had geen "tod", met een ongeaspireerde t en een lange ò gezegd, maar "thod", met een korte o. Ik had dus aardappelscheten besteld. Omdat die niet op het menu stonden had de serveerster geconcludeerd dat ik dan wel "bod" bedoeld zou hebben. Dat is weliswaar met een b in plaats van een t, maar wel met een korte ò. In Thaise oren lijken bod en thod meer op elkaar dan bod en tod. En manfarang bod is aardappelpuree. Ook lekker.


16 oktober 2018

World of Toey

Buurman Toey komt het erf oprijden op zijn brommer van minstens 25 jaar oud. Zoals veel Thai heeft hij aan de zijkant een laadbak gelast met een 3e wiel eraan. Een soort zijspan, maar dan niet om comfortabel in te zitten, maar om spullen in te vervoeren. Toey's bakkie is meestal goed gevuld. Waarmee hangt af van wat hij gaat doen. Alleen de gloeilamp die aan een stokje boven de bak bungelt is er altijd. Toen we naar de grond kwamen kijken was Toey de eerste die stopte en wilde weten wat die vreemde falang in Nong Noi zochten. Blijkbaar maakten we een goede indruk, want hij zou onze dakconstructie gaan maken en de vloer storten, maar kreeg toen onverwacht opdracht om een markt in het dorp te bouwen. Dat was een grotere opdracht, dus die ging voor. De brommer was in die maanden een rijdende gereedschapskist.


Nu is het rijsttijd en is de functie van de brommer daar aan aangepast. Maar vanmiddag liggen er  zwarte doeken en een bosmaaier op de bak. Verder een schep aan een lange steel en een of andere koker met allemaal gaatjes erin. Toey is namelijk niet alleen bouwvakker en rijstboer, maar heeft ook een aantal koeien. Zolang er geen rijst verbouwd wordt grazen die in wat nu de rijstvelden zijn. Maar zodra de rijst geplant is moeten de koeien ruimte inleveren. Omdat ze dan zelf niet genoeg gras kunnen vinden moeten ze worden bijgevoerd. Ons landje is 10 jaar lang niet gebruikt door de eigenaar, en hier betekent dat dat de buren het gewoon kunnen gebruiken om koeien te weiden en gras te oogsten. Dat hebben we met onze komst dus even flink verstoord, maar het is ook weer heel Thais om dat gewoon als gegeven aan te nemen en de nieuwe bewoners met open armen te ontvangen. We hebben Toey wel gezegd dat hij het gras mag hebben. Vooral nu ik in de nasleep van mijn ziekenhuisavontuur nog geen zware lichamelijke arbeid mag doen, komt dat heel goed uit, want hij komt het zelf maaien. Dat gaat niet zoals in Nederland, waar een heel veld gemaaid wordt, en dan gedroogd en als hooi opgeslagen. Nee, Toey maait af wat hij op dat moment nodig heeft. Gelukkig zijn wij geen mensen van de strakke gazonnetjes, want door deze manier van werken zijn sommige delen van het landje kort gemaaid terwijl het gras in andere delen flink lang is. Mai pen rai.



Als het gras gemaaid is harkt Toey het op rillen. Soms laat hij het dan tot de volgende dag liggen, maar vandaag laadt hij het meteen op. Dat wil zeggen: hij spreidt een zwarte doek uit en vult die met het gemaaide gras. Dan knoopt hij de doek vernuftig dicht en tilt hem op zijn brommer. Hij stapelt de balen zodanig op dat hij een stuk of 6 balen gras kan meenemen. Zijn brommer komt dan nog met de grootste moeite van zijn plaats, maar het lukt altijd weer om weg te komen.



Meestal vertrekt Toey uiterlijk een kwartiertje nadat hij gestopt is met maaien. Maar nu was het misschien al een uur stil en stond zijn brommertje nog steeds in de wei. Mieke ging maar eens even kijken en zag toen waarom de schep en de koker met gaatjes waren meegekomen. In de wei verschenen de afgelopen tijd overal kleine zandbultjes met ronde gaatjes erin, waarvan we ons al hadden afgevraagd wat er woonde. Slangetjes, hadden we bedacht, maar dat bleek niet te kloppen. Het gaat om een soort krekels die door de mensen hier als een absolute lekkernij worden beschouwd. Toey wist ze met behulp van zijn schep op een handige manier uit hun hol te krijgen en stopte ze dan in de koker. Dat wordt smullen straks.




Op het stukje dat hij vandaag uitkoos om te maaien lag nog wat spul dat aan de kant geschoven moest worden. Daar was onder meer een kuubzak bij; een grote blauwe zak waar we flinke ladingen rijstkaf in vervoerd hebben van Nang Lae naar Nong Noi. Toey stond er belangstellend bij te kijken en liet desgevraagd weten het ding wel te willen hebben. "You give me?" vroeg hij voor de zekerheid. Hij heeft een paar jaar in een van de golfstaten gewerkt en daar een beetje Engels leren praten. Het is niet veel, maar nog altijd veel meer dan ons Thais en met behulp van handen en voeten genoeg om elkaar te begrijpen.



Een paar dagen geleden had hij ook al eens geïnformeerd wat we met de paar meter afrastering deden die overbodig was geworden toen de poort is geplaatst. Daar had hij wel een goede bestemming voor, dus ook die verdween in zijn bakkie.


Tegenwoordig fietsen we op onze gloednieuwe fietsen naar het plaatselijke restaurantje om daar te eten. De fietsen waren spotgoedkoop (ongeveer 75 euro) en de maaltijden kosten zo weinig dat je er zelf haast niet voor kan koken (ongeveer 1 euro). We hoeven er dus geen moment over na te denken of we ons dat wel kunnen permitteren. Op weg naar het dorp passeren we de sala, zeg maar het open hutje, van Toey, waar een paar mensen bezig zijn de zelf gevangen krekels en vis op een houtskoolvuurtje te grillen. Hun fietsen ogen nog ouder dan Toey's brommer. Dan dringt het besef weer eens goed door wat een rijkelui we eigenlijk zijn, ondanks een klein pensioen en straks een aantal jaren korting op de AOW. Want voor veel mensen is het uitsparen van 1 euro door zelf je eten te vangen geen sport, maar gewoon noodzaak. En voor diezelfde mensen is een spotgoedkope fiets nog veel te duur.

In Nederland wordt veel geklaagd over de afbraak van voorzieningen en de bevriezing van pensioenen, terwijl we vergeleken met Toey zowat allemaal stinkend rijk zijn. Als er iemand recht heeft om te klagen is het Toey wel. Maar die klaagt niet, maar biedt me een "wissekie" aan als ik langs kom fietsen. Zelf gestookt.

14 oktober 2018

White privilege

Onze heroïsche overwinning op de woekerende watersla was bijna uitgedraaid op een Pyrrhus-overwinning. De natuur geeft zich niet zonder slag of stoot over. Dat waren we in de euforie even vergeten. Vorige week sloeg de vijver terug. Koorts, hevige pijn in de gewrichten, alle energie verdwenen uit mijn lijf. Dengue, was de eerste gedachte. Na een eerste onderzoek in het ziekenhuis ging ik met een kuurtje naar huis, maar de volgende dag begon ik geel te kleuren.

Deze keer liet het ziekenhuis me niet gaan, maar mocht ik blijven. De zaal waar ik kwam te liggen was verdeeld in 3 gangen, met aan weerskanten van die typische "kamertjes" die geïmproviseerd kunnen worden door een gordijn dicht te trekken. In iedere gang was aan weerszijden plaats voor 3 kamertjes. Er stonden echter 5 bedden per rij. Mijn bed kon daar niet bij: dat stond ergens aan de rand van de zaal geparkeerd, ongeveer zoals het ook in de Thaise parkeergarages gaat.

Het was een enorme heksenketel, waarin de artsen en verpleging zich werkelijk het vuur uit de sloffen liepen om iedereen toch zo goed mogelijk te kunnen helpen. Echt tot rust komen kwam er geen moment van. Ook in de nacht bleef het rumoerig op de veel te volle zaal. Hoewel ik enorme bewondering voor het keihard werkende personeel had, diende zich ook een dilemma aan. Als goed verzekerde farang kon ik het me immers probleemloos permitteren om me in het nabijgelegen privé-ziekenhuis te laten behandelen. Omringd door allemaal mensen die die keuze niet hebben borrelt er een gevoel van grote onrechtvaardigheid op. Wat heb ik in godsnaam meer gepresteerd in dit leven dan al die mensen om me heen, waardoor ik wel, maar zij niet die keuze kunnen maken? Goed beschouwd helemaal niks; het enige is dat ik in een rijk land geboren ben en daardoor altijd al rijk geweest ben. Daar heb ik helemaal niets voor hoeven doen. Het is me in de schoot geworpen.

Nadat een ziekenhuismedewerkster adviseerde om me toch maar naar het andere ziekenhuis te laten brengen hebben we besloten dat inderdaad te doen. Als beetje flauw, maar niettemin waar alibi bedacht ik er nog wel bij dat het overvolle staatsziekenhuis zo in ieder geval een patient minder te verzorgen had. Voor arme Thai is de gezondheidszorg in een staatsziekenhuis gratis en door het bezet houden van een bed blokkeer je simpelweg een bed voor iemand die zich geen duurdere plek kan veroorloven. White privilege... je kunt je er niet aan onttrekken en als je het toch probeert is de kans groot dat degenen met wie je solidariteit wilt tonen er niets mee opschieten, er misschien zelfs schade van ondervinden en je slechts je eigen gemoed sust.

Zo belandde ik uiteindelijk in een eigen kamer in het privé-ziekenhuis, waar ook nog een bank stond waarop Mieke kon blijven slapen. Het bleek dat mijn nieren er mee waren opgehouden, mijn lever nog maar een beetje meedeed en mijn longen ontstoken waren. De meest waarschijnlijke schuldige was de leptospirose-bacterie die met rattenuitwerpselen meekomt en bijvoorbeeld ook de ziekte van Weil veroorzaakt. En als je tussen de rijstvelden woont ontkom je er niet aan dat je ratten in je omgeving hebt.


Intussen begon ik ook van alles te zien wat er niet was. Natuurkundige formules werden geprojecteerd op de muren, grote lappen tekst in hiëroglyfen zweefden voorbij, er verschenen letters en cijfers op Mieke's neus en hoewel de televisie was uitgeschakeld heb ik toch een programma kunnen bekijken met drone-opnamen die boven Amsterdam gemaakt waren. Ook hoorde ik duidelijk dat op de gang van het ziekenhuis Stef Bos' "Is dit nu later" gedraaid werd, gevolgd door "Heb je even voor mij" van Frans Bauer. Vooral dat laatste was zorgwekkend: waren mijn hersenen ook aangetast? Gelukkig bleken deze hallucinatoire verschijnselen slechts een gevolg van natriumtekort.

Het nieuws over de zieke farang ging intussen als een lopend vuurtje door het dorp. De eerste avond stonden Somtjid en Pradith, de mensen van het restaurantje, al hevig ontdaan aan mijn bed. Ook andere bekenden uit het dorp kwamen langs en als Mieke even in Nong Noi was om voor de honden te zorgen werd er bezorgd geïnformeerd hoe het was. Hartverwarmend om te merken hoe iedereen meeleefde en hulp aanbood. 

Ook onze Adjaan (Thaise lerares) kwam langs
Infusen, antibiotica en uitstekende verzorging brachten me in een aantal dagen weer terug, en nu zit ik er thuis op het terras deze blog over te schrijven. Het ziet er naar uit dat alle organen weer (gaan) doen wat ze geacht worden te doen.

Het privé-ziekenhuis lijkt in veel opzichten op de Nederlandse ziekenhuizen, zij het dat in Nederland alles nog veel meer op efficiëncy is gericht en zaken als sanitair er in onze ogen wat verouderd uit zien. Net als overal in Thailand zijn er ook "snufjes" geïnstalleerd die het intussen niet meer doen. Er hangt bijvoorbeeld een gebruiksaanwijzing hoe je met je elleboog kraan en zeeppompje moet bedienen, alleen hangt er geen zeeppompje meer en is de kraan een gewone draaikraan, zonder "ellebooghandel".

Doordat in Thailand de arbeid goedkoop is, loopt er veel meer verpleging rond dan in Nederland. Als je de verpleging belt staat die zowat meteen binnen. En er wordt de tijd voor je genomen. Niet alleen om te kijken hoe het met je gaat, maar ook om te horen waarom we voor Thailand hebben gekozen om te wonen, hoe het ons bevalt, wat we van de mensen vinden, of we nu teruggaan naar Nederland (geen denken aan), waarna er ook nog eens uitgebreid tijd genomen wordt om de foto's van ons huisje te bekijken. Dat de gezondheidszorg in Thailand zo hoog staat aangeschreven heeft denk ik veel te maken met de betrokkenheid van de zorgverleners. In Nederland tel je bijna niet meer mee als je het niet drukdrukdruk hebt. De dictatuur van prikklok en prestatienormen ontneemt verpleegkundigen de mogelijkheid om eens wat extra aandacht te besteden. Hier lijkt die druk volledig te ontbreken, waardoor de betrokkenheid van de ziekenhuismedewerkers veel intenser voelt. Ik denk dat veel Nederlandse verpleegkundigen daar met enige jaloezie naar kijken.


Twee maanden geleden schreef ik al eens over de geheel andere kijk op privacy die de Thai er op nahouden. Dat werd tijdens mijn weekje ziekenhuis ook weer duidelijk zichtbaar. Waar in Nederland het bezoek zich discreet terugtrekt als de dokter de kamer binnenkomt, gaat het Thaise bezoek er eens goed voor zitten. Nu wordt het immers pas interessant. Een Thaise vriendin die op bezoek was raakte aan de praat met een verpleegster, die even later achter mijn bed dook om daar de zak waar de katheter in uitkwam op te tillen en aan de aanwezigen te tonen. In Nederland zou ze daar gezeik mee krijgen, maar hier is dat heel gewoon. Waarom ook eigenlijk niet?