29 mei 2022

Er werken echte mensen op de bank

Van buiten lijken Thaise banken veel op de Nederlandse. Grote glimmende kantoren op dure locaties. Maar zodra je hier een bank binnenstapt is er een enorm verschil met Nederland zichtbaar. In een Thaise bank zie je namelijk mensen. Er zijn balies waar medewerkers achter zitten, en in ruimte tussen al die balies zijn stoelen waarop mensen op hun beurt zitten te wachten. Eigenlijk is dat grote verschil al zichtbaar voordat je de bank binnenstapt. Als je aan komt rijden staat er al iemand buiten op de parkeerplaats die je naar een vrij plekje dirigeert en er met wilde armgebaren en veel geblaas op een fluitje voor zorgt dat je auto tot op de centimeter op de juiste plek komt te staan.

10 mei 2022

De wraak van de millimetermiertjes

Het regent en vanmiddag was het nog geen 30 graden. Dat is bijzonder, want april en mei zijn volgens de mensen die het weten kunnen de heetste maanden. 2 jaar geleden was het hier in deze periode weken lang rond de 40 graden en duurde het tot ver in juni voordat de eerste buien vielen. Dit jaar kunnen we nauwelijks van een droge tijd spreken. Iedere 2 à 3 weken is er wel een flinke plensbui gevallen. Voor ons is dat heel prettig. Behalve dat die buien voor wat verkoeling zorgen, ontslaan ze ons ook van de zorg om planten van voldoende water te voorzien. Veel bomen zijn sowieso al zo groot geworden dat ze het wel een paar weken zonder water redden, maar er staat ook nog veel kleiner spul, dat meer moeite heeft met langdurige droogte.

Ook de temperatuur is redelijk dit jaar en komt nauwelijks boven de 35 graden. Dat vinden wij tegenwoordig best aangenaam. In combinatie met de regelmatige neerslag zorgt die mildere temperatuur ervoor dat we in een voor mei uitzonderlijk groene omgeving leven. In eerdere jaren begon het landschap in maart al te vergelen, om pas na het losbarsten van de regentijd weer frisgroen te kleuren. En wat de levensvreugde nog het meest verhoogt is dat de ernstige smog achterwege blijft. We zijn eraan gewend dat de bergen in januari uit het zicht verdwijnen en pas na de eerste regens weer tevoorschijn komen, maar dit jaar zijn ze op een enkele dag na gewoon zichtbaar gebleven. Waar we ooit in mei al eens een AQI (Air Quality Index) van bijna 300 gehaald hebben schommelt hij nou tussen de 20 en 40. In Thailand wordt een AQI onder de 50 als goed beschouwd; in Europa wordt een grenswaarde van 25 gehanteerd. Hoe dan ook: wij zijn er blij mee.

Maar zoals gezegd: het regent en omdat het inmiddels toch al donker is, is Mieke in bed gekropen om een film te kijken. Ik zit achter de computer wat foto's te bewerken. Dan klinken er vreemde geluiden buiten. Het duurt even voordat ik doorheb wat er aan de hand is. Surya, het paard, is aan het proberen haar voerbak los te trekken. Ik pak een lamp en loop naar buiten, maar daar kan ik weinig anders doen dan bevestigen dat Surya om een of andere reden met haar voerbak aan het klooien is. In het donker en in de stromende regen kan ik daar in ieder geval niets aan doen. Ik ga weer verder met mijn foto's.

Dan prikt er iets tussen mijn tenen. Ik herken het gevoel. Het is niet ontzettend pijnlijk, maar wel reuze-irritant. Het is de beet van een piepklein miertje, dat wij millimetermiertje gedoopt hebben. Vooral in het begin van de regentijd zijn deze beestjes volop actief en meestal zijn ze dan ook meteen met honderden tot duizenden tegelijk. Ze bijten niet, behalve wanneer ze zich bedreigd voelen, en dat laatste is nogal gauw het geval. De prik de ik voel komt van een millimetermiertje dat onbezorgd over mijn voet wandelde, maar zich vervolgens vastliep tussen twee tenen. Dat voelde reuze-bedreigend aan en dat moest ik met een beet bekopen.

De prik is zoals gezegd heel irritant, en jeukt, maar dat gevoel trekt, nadat ik het miertje tussen mijn tenen uit geveegd heb snel weg. Dan volgt er nog een prik. En nog een. En alweer een paar. En nog een stuk of wat. Ik vrees dat ik zojuist bij Surya's wei in een kolonie millimetermiertjes heb gestaan en er daar een stel van mee naar binnen heb genomen. Ik stap even onder de douche om mijn benen af te spoelen, maar zodra ik weer zit begint het prikken weer. Met een lamp inspecteer ik de vloer en precies waar ik mijn voeten heb staan als ik aan de computer werk blijkt iets te liggen dat de miertjes lekker vinden. Vanaf daar loopt een mierensnelweg naar het midden van het vloerkleed en daarvandaag een supersnelweg naar buiten. Vlak voor de deur ligt een dode kikker en daaromheen krioelt het van de mieren. 

Het is duidelijk. Om het probleem op te lossen moet de dode kikker opgeruimd worden en als man neem ik dan natuurlijk mijn verantwoordelijkheid. Ik sla mijn lungi om, pak een stuk wc-papier, raap de dode kikker op en gooi hem over het hek, om te voorkomen dat de honden het lijk weer terugbrengen. Dan begint het op veel meer plekken te prikken. Mijn lungi had over mijn stoel gehangen en daarbij de grond geraakt en je raadt het al: hij zat onder de miertjes. Die waren massaal op mijn benen gesprongen en hadden daar de weg omhoog gekozen. Bijten deden ze niet... totdat ze zich vastliepen. Ik geloof dat het niet nodig is om nader in detail te treden. 

Ik had het kunnen weten. Wie kwaad doet aan andere wezens zal daar vroeg of laat de prijs voor moeten betalen. In onze vorige blog beschreef ik hoe we het legsel van een mierenkolonie via een omelet verorberd hadden... nu maak ik kennis met de wraak van de mieren. Na een lange douchebeurt had ik me ervan bevrijd. 

Insecten die we nog moeten proberen zijn onder meer kakkerlakken, sprinkhanen, pissebedden en vogelspinnen. Ik weet niet of ik daar wel aan durf te beginnen. 

02 mei 2022

Miereneters

Een paar keer per week lopen we het plaatselijke restaurantje binnen. Niet alleen om er te eten of een maaltijd af te halen, maar ook om pakjes op te pikken die bezorgers daar hebben afgegeven omdat ze ons huis niet konden vinden. Onze woonplek is namelijk een van de weinige die nog niet door google maps is gevonden. En de straatnamen en huisnummers zijn hier niet zo verambtenariseerd als in Nederland. Moe 1 heet onze straat, maar alle andere straten in het dorp heten ook zo. Moe 1 betekent eigenlijk meer iets als wijk 1, of gehucht 1. Alle huizen in Nong Noi hebben dus Moe 1 in het adres, en de huisnummers hebben wel een soortement volgorde, alleen welke dat is, is ons nog niet duidelijk. Gelukkig voor de pakjesbezorgers weet google wel welk nummer waar ligt, behalve dus nummer 309, ons huisje.

Nu is het hier in Thailand gebruikelijk dat een bezorger even opbelt als hij onderweg is, zodat je weet dat hij eraan komt en hij (het is vrijwel altijd een hij) zeker weet dat je thuis bent. Ben je niet thuis, dan kan je aangeven waar het pakketje kan worden bezorgd. Tenminste, dat vermoed ik. Want een telefoongesprek voeren in het Thais is nog een heleboel bruggen te ver voor ons. Zo'n gesprek gaat ongeveer als volgt.
Hij: "สวัสดี ฉันมาจากบริการส่งพัสดุและจะไปกับคุณในอีกครึ่งชั่วโมง คุณอยู่บ้านไหม?"
Wij: "Poet thai nied noj, khun poet angkrit mai?" (Wij spreken maar een klein beetje Thais, spreekt u Engels?)
Hij: ".............. ehhhhhhh .......... สวัสดี ฉันมาจากบริการส่งพัสดุและจะไปกับคุณในอีกครึ่งชั่วโมง คุณอยู่บ้านไหม?"
Nee dus, hij spreekt geen Engels. Waarom zou hij ook? Wij zouden Thais moeten kunnen spreken. Maar we zijn niet voor één gat te vangen en zetten onze eerste joker in: "Rao joe baan" (wij zijn thuis). Nu is het afwachten. Wordt het gesprek snel afgesloten, dan kunnen we binnen een halfuurtje de bezorger verwachten. Maar er kan ook zoiets volgen als: "ช่วยบอกหน่อยได้ไหมว่าบ้านคุณอยู่ที่ไหน เพราะฉันไม่รู้ว่าจะไปที่นั่นได้อย่างไร". Dan is het tijd voor joker 2: "Raan ahaan Woongtang" (restaurant Woongtang). Daarmee is de beller meestal wel tevreden. Hij kan het pakketje afgeven bij het restaurant en dat is voor hem wel zo gemakkelijk. En wij weten dan dat we het daar op kunnen halen.

De postbode weet gelukkig wel waar ons huis ligt. Hij komt niet dagelijks, en daar zijn wij blij mee, want meestal komt hij als we van onze welverdiende siësta genieten. Hij stopt met zijn brommer voor het hek en wacht even of we hem zien. Blijkt dat niet het geval te zijn (hetgeen vanwege die siësta voor de hand ligt) dan toetert hij. Reageren we ook daar niet op dan gaat hij heel hard roepen. Meestal ontwaken onze honden dan wel uit hun siësta, en daar worden wij dan ook wakker van. Dan moeten er snel een lungi omgeslagen en een T-shirt aangetrokken worden. De postbode blijft geduldig staan wachten tot een van ons uiteindelijk een keertje bij het hek arriveert en geeft dan zonder mopperen de post af. Om onze vriend Primo nog maar eens te citeren: "In Nederland hebben ze horloges, in Thailand hebben ze de tijd". Er hangt overigens wel een bel aan de poort, maar die gebruikt niemand hier.

Maar goed, ik wou het eigenlijk helemaal niet over bezorgers hebben, maar over ons bezoek van vorige week aan het restaurantje. Het hek van de parkeerplaats was dicht, dus het leek gesloten, maar het andere hek, bij het winkeltje, was wél open, dus we liepen even naar binnen om te kijken of we een maaltijd af konden halen. Somtjid, de vrouw van de kok, verwelkomde ons enthousiast en vertelde dat ze iets heel speciaals hadden. Ze troonde ons mee naar een pan met water waarin een vage, glibberige substantie onderin lag en een flinke hoeveelheid mieren dreef. "Khai mot" (miereneieren), zei ze trots. Ze had die ochtend het mierennest in een boom zien hangen en Pradith, haar man, erbij gehaald om te helpen. Terwijl hij de pan vasthield porde zij met een stok in het nest, zodat de eitjes in de pan vielen. En met de eitjes kwamer er ook de nodige mieren mee. Proestend vertelde ze hoe eitjes en mieren niet alleen in de pan, maar ook op Pradith terechtkwamen en hij uiteindelijk helemaal onder zat.

Miereneieren zijn hier een lekkernij, waarvan maar in een beperkte periode genoten kan worden. Het gaat om eieren van een specifieke mierensoort die alleen rond deze tijd van het jaar haar legsel produceert. Of we wilden proeven, vroeg Somtjid. Dat was ...ehhh... even slikken, want heel aantrekkelijk zag de inhoud van de pan er niet uit. Maar nadat ze ons verzekerd had dat het niet om rauwe eieren ging, maar dat ze zouden worden meegebakken in een omelet durfden we het wel aan. ("Hoeveel eieren heb je wel niet nodig voor zo'n omelet?" vroeg mijn collega. Hij zag het plaatje al voor zich van al die eitjes die kapotgetikt werden. De basis van de omelet was echter gewoon kippeëi.)

Eigenlijk viel het een beetje tegen. De miereneieren zouden een beetje een zurige smaak moeten hebben, maar die was niet goed te proeven. We hebben allebei nog een eitje uit de omelet gevist om dat apart te proeven. Veel smaak zat er niet aan. Het delicatesse-karakter ervan ontging ons in ieder geval. 

Binnenkort is het weer tijd voor de volgende lekkernij, als op een avond miljoenen en miljoenen mieren uitvliegen. De meeste daarvan zijn gewone mieren, maar er zitten ook dikke rode exemplaren tussen en die schijnen niet te versmaden te zijn. Bijna iedereen is op de avond dat ze uitvliegen in de weer om ze te vangen; restaurants geven er een goede prijs voor. Misschien binnenkort dus weer een nieuwe culinaire ervaring.