Jasmijn schrijft:
Leven in Thailand
13 april 2024
Ouder worden?
27 maart 2024
Geven en delen, hoe doe je dat. (Deel II)
Het eerste deel over dit onderwerp, dat ik onlangs schreef, leverde de vraagstelster (ik noem haar Jasmijn) weer nieuwe vragen op:
Maar wanneer weet je nou of dit geven, of delen, en ontvangen in balans is (weer die berekening)? Wat als je 'achterloopt' of juist 'ver voorloopt'?. Ik heb het idee dat bijvoorbeeld Thai daar niet mee bezig zijn, niet iets terugverwachten. Maar wat is de verhouding tussen een mango ontvangen en slechts een glimlach teruggeven (weer die berekening)?
Dit klinkt misschien gek, maar je tekst maakt me emotioneel. Je raakt mijn bron. De manier waarop je schrijft is zo helder en beeldend, en daarmee confronterend. Ik haat die (irreële) angst in mezelf. Mijn partner geeft me het goede voorbeeld, maar ik wil het ook vanuit mijn bron voelen. Het zelf kunnen. Want wat je eerst beschrijft over het ‘gevoel’: “dat spontane verlangen oproepen een ander te willen helpen, te willen geven, delen” herken ik juist ook zo sterk. Dus hoe het samen kan gaan, vind ik lastig te bevatten. Alsof mijn balans verstoord is. Overigens vind ik het bij familie/vrienden makkelijker, omdat ik dan ‘weet’ wat ik terug kan verwachten. Ik vind het hier zo mooi dat het niet uitmaakt. Zelfs zonder een woord te hebben gewisseld, delen mensen.
'Wanneer is dit in balans', zegt iets over jouw verwachting(spatronen). De balans, die zit in jezelf, in jouw intentie waarmee je geeft of deelt. Niet in hoe de ander op jouw gift reageert. Dat laatste, daar heb je geen controle over, en dat is ook niet de bedoeling, naar mijn mening. De ontvanger neemt al dan niet een mate van verantwoordelijkheid in de manier waarop hij (....vul hier zelf het gewenste voornaamwoord in, ik gebruik voor het gemak 'hij') ontvangt, en dat is geheel zijn zaak, en niet die van jou. En ja, daarin kun je teleurgesteld worden. So what? Teleurstellingen zijn normaal, en o.k. Het zijn gelegenheden om iets te leren, en daarmee, naast pijnlijk, ook waardevol.
Geven en delen gaan in essentie niet over een materiële balans. Dat lijkt voor jou een punt te zijn waar je op 'vastloopt', en waardoor een aantal ideeën zo tegenstrijdig lijken.
Mijn eigen ervaring hiermee is dat, hoe onbevangener en onbaatzuchtiger ik kan geven en delen, zonder daar ook maar iets (materieel of immaterieel) voor terug te verwachten, hoe natuurlijker en vanzelfsprekender het wordt dat ik situaties en mensen aantrek die mijn intentie kunnen zien, waarderen en respecteren, en hoe minder vaak ik teleurgesteld achterblijf. Gaandeweg ontdek ik wat die teleurstellingen mij te leren hebben.
Wat jij jezelf 'geeft' door aan een ander te geven, en dat op een bewuste manier, vanuit liefde en met een zuivere intentie, is essentieel voor je eigen groei. Daarvoor ben je hier. In dit lichaam, op deze aardkloot.
Dat intentionele, dat zonder verwachtingen kunnen geven en delen, daar is geen truukje voor. Dat is een kwestie van leren, zelfreflectie, ervaren. Vaker doen wat je hart en gezond verstand je ingeven, zonder om te kijken, en je minder vaak door negatieve berekening laten leiden. Dat is een keuze die je kunt maken, telkens opnieuw. Tegelijkertijd nodig ik je uit om zonder oordeel te kijken naar die berekening. Berekening is geen 'slechtheid', maar een aangeleerde gewoonte of vaardigheid, die je soms helpt, en soms in de weg zit. Leer het onderscheid kennen. Leer met zachtheid naar jezelf te kijken, óók als dat wat je soms ziet, je niet aanstaat. Ook daarin kun je een balans creeëren. Als die glimlach is, wat jij op dat moment oprecht te bieden hebt in ruil voor die mango, dan is er een goede balans. Die glimlach wordt gezien en gevoeld, al dan niet bewust. Doe jezelf niet tekort door die glimlach als onwaardig af te serveren, maar leer die glimlach ook zélf te voelen, aan jezelf te schenken. Dat basisgevoel waar je het over hebt, dat gevoel spontaan te willen delen, dat zit gewoon goed bij jou.
Het negatief oordelen over de minder onbaatzuchtige gedachten, de irreëele angsten, daar zit wel een belangrijk aandachtspunt.
Negatieve zelfkritiek is niet opbouwend, niet constructief en niet liefdevol. Een gezonde dosis zelfkritisch kijken, daar is niks mis mee. Maar probeer e.e.a. in het licht van ontwikkeling en groei te zien. Je bent gewoon onderweg naar jeZelf, en mag alles aankijken wat je ondertussen tegenkomt, óók de lastige dingen. Die zijn er om je te dienen, en niet om je (negatieve) gedachten of zelfbeeld te bevestigen of versterken...
En nog iets anders: Weiger een spontaan aangeboden gift niet meteen, omdat je hoofd er met ja-maars tussen gaat zitten. Zeker niet in een boeddhistische cultuur, omdat je daarmee de ander zijn kans op een dosis goed karma ontneemt of onthoudt, want zo worden geven en delen nou eenmaal benaderd door veel mensen (soms heel berekenend! 😉)
Oprecht geven en delen, en onbevangen ontvangen zijn een energetische beweging tussen jou en die ander, een hartsverbinding. Het gaat nooit alleen om jou of jouw emoties en gedachten hierbij, maar dat is wel de enige helft van het verhaal waar jij iets mee kunt doen, of uit kunt leren. Hoe, en van waaruit geef jij, deel jij, of ontvang jij? Dáár haal je je vreugde, dankbaarheid, lessen en liefde uit....
Is er denk je een soort truc om bepaalde gedachten voor te zijn of als ze opkomen te negeren? Ze om te tunen naar de datgene dat past bij de innerlijke bron?
'Gierige gedachten' wil je niet uitzetten of negeren, en je kunt ze niet vóór zijn. Maar je observeert ze, alsof je van een afstandje naar je eigen denken kijkt. Probeer ze te gaan zien als maatjes, die je helpen iets te leren over en voor jezelf. Met het 'haten' van bepaalde aspecten van jezelf sluit je deuren die juist wijd open mogen staan. Kijk die gedachten aan om te zien wat ze je kunnen brengen. Jezelf, of een deel van jezelf als 'niet goed' labelen is ondermijnend en iets waar je voor mag waken. Het beperkt je, en het is onwaar. Op het moment dat je die beperkende gedachten waarneemt kun je ervoor kiezen je er niet zomaar door te laten leiden. Zeggen je hart en gezond verstand ja, en je beperkende verstand nee? Wat doe je dan? Dat is je (keuze-)vrijheid. Dat vergt bewustwording en oefening. Gaandeweg zal het 'gierigheidsgevoel' verzachten, veranderen en verdwijnen, naarmate je handelen meer en meer voortkomt uit je bron. Denken en handelen komen dan steeds meer in balans.
Zijn sommige vragen die je stelt in de tekst vragen die je vanuit je zelf herkent? Of waarvan je denkt dat ze passen bij mijn vraag? Als het antwoord op de eerste vraag ‘ja’ is, hoe ga jij daar dan mee om?
Al het bovenstaande, herken ik in mezelf. Het gaat over de vragen die ik mezelf gaandeweg stelde, en nog steeds stel. En over de worsteling met mijn 'negatieve' trekjes, zoals we die echt állemaal hebben. De één in meerdere of mindere mate dan de ander, ook dat is een natuurlijk gegeven, en gebaseerd op wat eenieder te leren heeft.
Ik ga daarmee om zoals ik erover schrijf. Dat is voor mij de enige manier waarop ik kan pogen jouw vragen te beantwoorden. Vanuit mezelf en mijn eigen ervaring. Het is 'gewoon' een proces. Voor iedereen. Niet op te delen in goed en slecht, juist of verkeerd. Dat proces heeft beide kanten nodig om te blijven bewegen, en het houdt nooit op. Als dat je uitgangspunt kan zijn, wordt dat proces een stuk lichter. Interessanter ook. Onderzoek de dingen en behoud het goede.
Een ander woord voor dat proces is Leven. 💋
13 maart 2024
Geven en delen, hoe doe je dat?
In ons gastenhuisje bieden we regelmatig onderdak aan fietsers. Vaak zijn die al maanden onderweg en bijna altijd ontstaan er fijne gesprekken en nieuwe vriendschappen. Van één van de fietsers kreeg ik een mooie vraag, en daarmee had ik meteen een onderwerp voor een nieuwe blog.
Wat betekent delen/gul zijn? Waar ligt de grens, wanneer is ‘geven en nemen’ in balans? En hoe kan je leren om guller te zijn (en minder berekenend)? Jullie zijn al zo gul dus misschien geen issue, maar ik vind het fascinerend hoe vanzelf mensen hier alles willen delen en hoe minder vanzelf het bij mezelf gaat terwijl ik waarschijnlijk ‘financieel’ over het algemene rijker ben (pijnlijk gevoel).
Het is eigenlijk niet zo heel ingewikkeld met dat geven en delen. Hier in Thailand merken we vaak dat mensen nog steeds opgroeien met de boeddhistische leefregel dat, als je iets goeds doet voor een ander, dat je dan iets goeds doet voor jezelf, voor je eigen karma. Daar wordt hier misschien niet eens zo diep over nagedacht, dat is 'gewoon' een gegeven. Generaliserend zullen Thaise mensen makkelijker iets van hun ouders of andere leraren aannemen, waar in het westen vaker het 'ik maak zelf wel uit wat ik daarvan vind' overheerst. Daarnaast zien we hier, in vergelijking met in 'het westen' nog veel schaarste of armoede. Dat maakt dat veel Thaise mensen nog weten hoe het aanvoelt iets niet te hebben wat een ander wél heeft.
Voor een aantal van ons westerlingen is het nadenken over dit soort vragen vanzelfsprekender geworden. Omdat wij op een andere manier met deze thema's geconfronteerd worden. Wij staan immers aan de andere kant van de white privilege lijn. En dat voelt niet altijd lekker. We zouden eraan willen ontsnappen, en ervaren dan dat dat uiteindelijk niet echt kan. We zijn wit. We zijn privileged. Maar we kunnen wel iets doen. In actie komen in overeenstemming met wat ons hart ons ingeeft.
Geven en delen doe je met je hart en je hoofd. In die volgorde. Geven of delen, en ontvangen of nemen, het gaat altijd om energiestromen, in welke vorm dan ook.
Stel je een situatie voor waarin je jezelf voor de keuze stelt om iets te geven of delen, of niet. Eerst is er dat gevoel. De compassie, het mededogen, de interesse in die ander. Dat gevoel komt uit de bron, uit wie je in je diepste wezen bent. Daar is nooit iets mis mee. Daar kán niets mis mee zijn, omdát het van de bron komt. Je zou iets willen geven of delen, gewoon, omdat de ander iets nodig heeft wat jij wél hebt, en de ander niet. Of waarvan jij teveel hebt en de ander te weinig. Kennis, geld, voedsel, onderdak, plezier, het maakt niet uit wat. Je loopt warm voor het idee dat je iets te geven of delen hébt. Daar word je blij van. Toch? Dat moet wel, want anders had je me deze vraag niet op deze manier gesteld.
Vervolgens komt je hoofd. Daar hoef je niets voor te doen, ook dat hoofd komt vanzelf. De vragen. 'Hou ik dan wel genoeg over voor mezelf', 'Wat als in de toekomst blijkt dat ik het harder nodig heb dan die ander nu?', 'Heeft die ander het wel écht nodig?', 'Als ik dit nu geef, kan ik de komende maand de huur dan nog wel betalen?', etcetera, etcetera.
Dat hoofd is enerzijds je maatje. Dat je in staat stelt VERSTANDig te zijn. Dat hoofd geeft goede adviezen, op basis van wat je tot dan toe leerde, je innerlijke overtuigingen.
Maar dat hoofd maakt je ook bang. En onzeker, achterdochtig, egocentrisch, hebzuchtig. Ook die gedachten, en vervolgens gevoelens, komen uit weer andere innerlijke overtuigingen voort.
De clou zit hem in het observeren van al die gedachten, en het ontdekken welke gedachten voortkomen uit liefde, en welke uit angst. De eerste categorie, de gedachten geboren uit liefde, is niet zo moeilijk te definiëren. Dat zijn de gedachten waar je blij van wordt, waar je hart van opspringt, die je een goed gevoel geven over jezelf en de wereld, die je stimuleren je passie te volgen. Die dat spontane verlangen oproepen een ander te willen helpen, te willen geven, delen. Die maken dat je weet dat jij en die ander dezelfde verlangens en behoeften hebben. Maar ook: Die je die liefdevolle reminders geven: "smaakt mijn fancy koffie net zo lekker wanneer ik kort tevoren de andere kant opkeek toen die sjofele man in de brandende zon zijn fruit te koop aanbood?"
De tweede categorie, de angst, is misschien iets lastiger, omdat angst die twee kanten heeft. De beschermende, ondersteunende kant, (misschien moeten we die 'terughoudendheid', in plaats van 'angst' noemen) en de beperkende kant. Vooral de beperkende gedachten zijn interessant om te observeren. Waar komen ze vandaan, horen ze bij wie jij in wezen bent, of zijn het de angsten van je ouders, voorouders misschien, leraren en vrienden, die in jouw systeem zijn opgeslagen? Gedachten die aanvankelijk beschermend en verstandig waren, maar je nu, op basis van voortschrijdend eigen inzicht en volwassenheid, niet langer dienen? Gedachten die je nu juist beperken in wat je het liefst zou doen? Gedachten die je zonder geldige reden, té bang of té voorzichtig maken? Die je ervan weerhouden te vertrouwen op je eigen beoordelingsvermogen, op het weten dat de bron, die jij in wezen bent, je altijd voedt met wat je nodig hebt?
Want wat áls je nou eens wat tekort komt om je huur te betalen? Dan is er die vriend die even wat voorschiet. Wat als je jouw maaltijd een hongerig kind toegeschoven hebt? Dan is er die vrouw, die je een rijpe mango toestopt. Wat je zaait zult je oogsten.
Het onderzoeken en voeden van dat vertrouwen, daarin zit het antwoord op je vraag. Dan word je gaandeweg blijer en gelukkiger van geven en delen waar je dat redelijkerwijs kunt. Zonder jezelf tekort te doen, materieel, financieel of energetisch, zonder voorwaarden of voorbehoud, zonder omkijken of spijt. Met altijd de juiste intentie, en vanuit liefde en compassie, voor jezelf zowel als voor de ander. Dan voel je en straal je uit: Ik leef mijn waarheid.
29 februari 2024
Comfortzone
Da's wel een dingetje tegenwoordig hè, de comfortzone? Of eigenlijk comfort zone dan, op z'n Engels, nog veel hipper. En dan vooral het daar uitkomen dan. Iedereen moet eruit, uit die comfortzone, want dan ben je pas écht goed bezig! En dan liefst ook nog tamelijk rigoureus, want anders ben je halfslachtig bezig.
Regelmatig nieuwe, enge, of ronduit angstaanjagende eerstekeren aangaan, da's goed voor je! Overwin je angsten! Breek uit je eigengecreeërde gevangenis! Word je bewust van welke ikkanniet's en ikmagniet's er in je brein geplant zijn tijdens je opvoeding, schooljaren, verenigingsleven etcetera.
Ik zou daar graag enige nuance in aanbrengen. De laatste aanmoediging hierboven, da's gewoon een goed advies, daar wil ik niet aankomen. Maar dat het eruit moeten, uit die comfortzone, dat dat zo'n must is. Iets moeten doen wat je tevoren nooit hebt gedurfd. Daar heb ik wel moeite mee.Soms is het gewoon slim om iets niet te durven. Waarom leren we niet dat het ook gewoon ok kan zijn als je iets niet durft. Dat je je tijd ook wel omkrijgt met dingen die je prima durft. Je hebt nou eenmaal een hoop mensen die héél goed gedijen in hun comfortzone, en een handvol mensen die knettergek worden als ze langer dan vierentwintig uur in een comfortzone moeten verblijven.
woordje verlegen zit. Het zal een trekje zijn dat ergens op het autistisch spectrum terug te vinden is, maar ik heb niet het gevoel dat ik tekortschiet als ik beleefd bedank voor een bruiloft van een mij nauwelijks bekende dorpsgenoot. (Je wil niet weten hoeveel dat er op jaarbasis zijn, en dan heb ik het nog niet over de uitvaarten. Hoewel die iets makkelijker zijn, want daar hoef je niet uitgelaten te dansen. Vrijwel alle andere aspecten zijn hetzelfde, op één mee-etende gast na.) Bij het idee van zo'n bijeenkomst alleen al vliegt me de onrust naar de strot.
Een ander voorbeeld is de wekelijkse expatbijeenkomst in de stad. Een dertigtal expats-met-aanhang plus kinderen op een kluitje. Gezellig een uit Amerika geïmporteerd cornholespelletje spelen, beetje klagen over wat er zowel in het vaderland als in Thailand mis is, kwaaltjes en ziekenhuiservaringen uitwisselen. (Ongenuanceerde aanname). Allemaal niet mijn kopje thee. De simpele remedie is lekker in mijn comfortzone blijven. En daarmee ben ik dan gewoon 'iemand die niet graag naar drukke bijeenkomsten gaat'.
Erin of eruit, that's the question. Goed voelen of die comfortzone me goed past of juist belemmert, zou ik zeggen. Erin of eruit, het doet er niet zoveel toe, zolang ik me er maar bewust van ben dat ik op beide plekken mezelf kan zijn.
25 januari 2024
Iets groenigs, geloof ik
Ik ben kleurenblind. Niet zó erg dat ik alleen maar grijstinten zie, maar het verschil tussen roden en groenen ontgaat mij in de meeste gevallen. Mensen die dat horen vragen meestal als eerste hoe ik dat dan doe bij stoplichten. Gelukkig zit daar rood altijd boven, en bovendien zijn de tinten rood en groen in een stoplicht voor mij nou net wel goed te onderscheiden. Rood en oranje liggen daar dichter bij elkaar, maar die betekenen sowieso stoppen, dus daar heb ik weinig last van.
Dan willen mensen weten wat ik dan precies anders zie dan niet-kleurenblinden. Best een grappige vraag, want hoe zou ik moeten weten wat niet-kleurenblinden zien, als ik dat zelf niet kan zien?
En de volgende vragen zijn dan of het niet lastig is en of ik de kleurenrijkdom niet mis. Die laatste vraag is het makkelijkste te beantwoorden. Ik weet niet wat ik mis en als je niet weet wat je mist mis je het niet. Kleurenblind zijn is op zich ook niet lastig. Sterker nog, het maakt een aantal dingen veel gemakkelijker. Ik hoef me geen zorgen te maken of de kleur van mijn shirt wel bij die van mijn broek past en die van mijn sokken bij mijn ogen, ik zie sommige vlekken in mijn kleren niet en het uitzoeken van verf voor mijn huis is een fluitje van een cent.
Lastig wordt het pas doordat er zo veel mensen bestaan die niet kleurenblind zijn. Ik ben met zo iemand getrouwd. Die laat het weten als ik toch echt het verkeerde shirt bij mijn broek heb aangetrokken (het sokkenprobleem is hier in Thailand vanzelf opgelost: die draag ik niet meer) en als er ergens een voor mij onzichtbare vlek zit. Maar wat veel vervelender is: ze wijst me regelmatig op prachtig bloeiende bomen en struiken, schitterende orchideeën en kleurrijke vogeltjes. Ik zie ze niet, maar besef wél dat ze er zijn. Ik weet nog steeds niet wat ik mis, maar dus wel dat ik wat mis.
Natuurlijk zijn er ook genoeg momenten waarop ik me wel degelijk realiseer dat het onhandig is, of zelfs gevaarlijk kan zijn om geen kleuren te zien. Ik was al volwassen toen ik besefte hoe het toch kwam dat als we met de klas in het bos beukennootjes gingen zoeken, iedereen met zakken vol aankwam, terwijl ik er met moeite een stuk of 10 had weten te vinden. Frustrerend voor een kind, maar verder onschuldig. Ernstiger is het dat het vaak nauwelijks zichtbaar is of etenswaren nog goed zijn. En gevaarlijk kan het worden als een verkleuring van huid of oogwit op een serieuze ziekte wijzen. Dan ben ik toch wel blij dat ik zo'n kleurrijke partner heb. (Niet alleen dan trouwens.)
In mijn waarneming zijn er in Thailand 2 kleuren bankbiljetten. De briefjes van 500 en 50 zijn blauw, die van 1000, 100 en 20 zijn, ehhhh, geen idee, iets groenigs, geloof ik. Ik moet dus altijd naar de cijfers kijken, maar dan zie je die kleurenziende kassa-medewerkers kijken van "wat staat ie nou onhandig te doen?" Dus heb ik in mijn portemonnee een apart vakje voor mijn gevouwen duizendjes, en een groter vak waar de 500 en 100 ongevouwen ingaan en de 20 en 50 gevouwen. Zo kan ik toch snel de juiste briefjes pakken.
Betalen doen we hier overigens steeds minder contant. Hier kan je tegenwoordig vrijwel overal betalen door een QR-code te scannen met je bank-app. Als we ergens een fooitje willen achterlaten doen we dat weer wel contant, zodat het (hopelijk) in de fooienpot terecht komt, en niet op de rekening van de baas.
Van de week gingen we ons te buiten aan een te zoete wafel, bij een wafelbakker waar we vroeger vaker kwamen maar sinds corona niet meer geweest waren. Mieke heeft intussen gemillimeterd haar en ik heb een baard die ik toen nog niet had, dus de bakker herkende ons eerst niet, maar toen we vroegen of we ook banaan én amandel op de wafel konden krijgen, in plaats van banaan of amandel, herinnerde hij zich dat we vaker geweest waren. Nadat Mieke met haar telefoon had afgerekend vroeg ze of ik nog een 20je had om achter te laten. Ik pakte een gevouwen briefje uit mijn grotere vak en schoof het onder een bord.
In de avond kreeg Mieke een berichtje op messenger. De wafelbakker had bij het opruimen van de tafel een briefje van 1000 baht (€27) gevonden. Hij zou het voor ons bewaren. Hoewel hij ons van gezicht al kende als klanten, had hij geen flauw idee hoe wij heten en waar we wonen. Op een of andere manier heeft hij moeite gedaan om Mieke op facebook te traceren, zodat hij ons kon laten weten dat hij die 1000 baht had gevonden. 1000 baht waarvan ik niet wist dat ik die miste. Alweer zo'n ontroerend voorbeeld van eerlijkheid die we hier in Thailand intussen al zo vaak ervaren hebben.
Zo werd ik nog eens met de neus op de feiten gedrukt: kleurenblind zijn kan geld kosten. Maar het leidt ook tot aangename verrassingen, zoals een noodzakelijk extra bezoek aan de wafelbakker om 1000 baht op te halen. En een extra fooi achter te laten natuurlijk.
23 december 2023
Verschil maken
Aan onze poort hangt een mooie bronzen trekbel. Dat het mooi brons is is niet meer te zien sinds onze vriend Phan de poort heeft geschilderd en daarbij de bel ook maar meteen een kleurtje heeft gegeven. Maar over dingen die anders gaan dan we ze bedoeld hadden hebben we al genoeg geschreven, dus daar gaan we het nu niet over hebben. Of toch een klein beetje. De bel is namelijk bedoeld voor mensen die willen laten weten dat ze aan de poort staan. Als wij ergens op het landje bezig zijn hebben we dat namelijk niet altijd in de gaten. Thaise mensen zijn echter niet gewend aan bellen. Die roepen, of ze toeteren. Dan beginnen de honden te blaffen en als die bezig blijven gaan we kijken of er misschien iemand aan de poort staat.
Zo af en toe wordt er wél gebeld. Buurman Toey komt namelijk minstens één keer per maand langs om de waterrekening te incasseren. Als de poort niet op slot is loopt hij gewoon binnen, maar zit het slot er op, dan trekt hij aan de bel. Voor de honden is dat eigenlijk hetzelfde als roepen; ze racen blaffend naar de poort. Wat dat betreft is de bel overbodig hier.
Vanmorgen klonk de bel en aangezien Toey nog niet met de waterrekening was geweest lag het voor de hand dat hij er zou staan. Ik had alleen duizendjes in mijn portemonnee, dus ik pikte wat kleinere coupures van Mieke en liep naar de poort. "Song phan saam roi baht," lachte Toey (2300 baht = €60). "O nee, zó veel? Dat is voor het hele dorp," antwoordde ik geschrokken. Het is zijn standaard grapje om een 10x hoger bedrag te noemen dan we feitelijk moeten betalen.
Ik gaf hem 250 baht. Normaal gesproken zegt hij dan dat hij geen wisselgeld heeft maar dat hij dat later nog wel even komt brengen. Wij zeggen dan dat dat niet hoeft, maar dat accepteert hij pas als we erbij zeggen dat hij er maar iets lekkers voor Foe, zijn kleinzoon, voor moet kopen. Vanmorgen bleef dat ritueel achterwege en zei hij niets over wisselgeld. Het was ons ook al opgevallen dat we hem een tijdje niet gezien hadden en dat er andere koeien in de wei naast ons landje stonden.
"Sa baai die mai?" (alles goed?) vroeg ik. "Hm, no money"
"Woeaw joe tinai?" (waar zijn de koeien?). "Finished."
In onze gesprekken probeer ik het altijd zo goed mogelijk in het Thais, terwijl hij antwoordt in zijn beste Engels. "Mister Mieke sa baai die mai?" (alles goed met Mieke?) gooide hij het over een andere boeg. Thais maakt geen onderscheid tussen meneer en mevrouw dus is Mieke hier ook vaak mister. "Kap kap khun Mieke sa bai die kap." Ja hoor, alles goed met Mieke.
Toey en Foe, 1 van de 3 kleinkinderen waar hij de zorg voor heeft |
Als Toey weg is hebben we het erover dat hij wat bedrukt over kwam terwijl hij meestal vrij opgeruimd is. En dat hij zo nadrukkelijk liet weten dat het financieel niet mee zat. Dat had hij niet eerder gedaan en is ook tamelijk on-Thais. We vragen ons af of we hem niet op een of andere manier kunnen ondersteunen, maar kennen de risico's van zo maar geld geven. In januari schreven we daar al eens een blog over. Dus we gaan dat eerst maar eens bespreken met Somtjid, de vrouw van het plaatselijke restaurantje, die altijd goed op de hoogte is van wie ondersteuning nodig heeft en daar dan ook voor zorgt.
Toey is geen uitzondering als het gaat om "no money." Afgelopen week ben ik meegeweest op schoolbezoek met FERC, de stichting die het kinderen uit armere gezinnen mogelijk maakt om hun middelbare school af te maken. Zonder ondersteuning zouden die na hun 15e verjaardag thuis gehouden worden. De aanvragen voor een zogeheten scholarship komen rond deze tijd binnen. De komende weken wordt bekeken wie er voor in aanmerking komen in het nieuwe schooljaar, dat hier van mei t/m april loopt. Om een indruk te geven van de financiele situatie in de gezinnen van de aanvragers: het gezinsinkomen ligt voor vrijwel allemaal tussen de 50.000 en 75.000 Baht per jaar. Dat is omgerekend tussen de 1330 en 2000 euro.
Ieder jaar kunnen we 30 nieuwe scholieren een soort van beurs geven, waarbij ze 3 jaar lang iedere maand 1000 Baht (27 euro) krijgen. Als je dat afzet tegen het jaarinkomen van het gezin zie je dat dat een wezenlijk bedrag is. De meeste scholieren krijgen hun beurs dankzij sponsoren, die gedurende 3 jaar de bijdrage voor een scholier voor hun rekening nemen. Daarnaast zijn er donaties en acties om extra geld in te zamelen, waardoor we ook scholieren die geen sponsor hebben aan hun beurs kunnen helpen.
Een van de scholieren die we zelf sponsoren zit nu in zijn examenjaar en is inmiddels toegelaten tot de Universiteit van Chiang Mai, waar hij massacommunicatie wil gaan studeren. Uiteindelijk wil hij films en video's gaan produceren. Zonder ondersteuning van FERC was hij 3 jaar geleden al van school gehaald om ergens in een plaatselijke winkel te gaan werken. Het is mooi om te zien hoe een kleinschalig initiatief als FERC voor individuele scholieren een enorm verschil in toekomstperspectief kan maken.
Dus durf ik het nog wel een keertje aan om FERC te promoten. Overweeg ook eens om het verschil te maken voor een Thaise scholier, door voor 3 jaar sponsor te worden of een eenmalige donatie te doen. FERC kent geen strijkstok. Alle medewerkers zijn vrijwilligers die geen onkosten in rekening brengen. Je bijdrage komt dus altijd terecht bij de scholieren. Sinds een paar maanden heeft FERC een IBAN-bankrekening. Overschrijven is daardoor net zo gemakkelijk als een binnenlandse betaling.
Als je meer wilt weten kun je kijken op www.fercthailand.org. Vind je het lastig om die Engelstalige website te lezen of heb je nog vragen, dan kun je ook mij een mailtje sturen (lapoutre@protonmail.com).
13 november 2023
Gelukszoekers
Morgen gaan we naar het immigration office. De eerste jaren moesten we daar minstens vijf keer per jaar heen: één keer om onze verblijfsvergunning met een jaar te verlengen, vier keer om een melding te doen dat we nog steeds in het land waren en dan nog iedere keer als we logees hadden, om die officieel te melden. Die laatste twee verplichtingen kunnen tegenwoordig online, maar voor de verlenging van ons verblijf moeten we nog steeds in persoon verschijnen.
De eerste jaren was dat ons jaarlijkse stress-moment. Op zich heeft het niet zo veel om het lijf. Het is een enorme papierwinkel, waarvan we ons allang niet meer afvragen waar het allemaal voor nodig is, want daar vinden we het antwoord toch niet op. Maar zeker in de beginjaren was er altijd wel iets te vinden waar de beambte zorgelijk bij ging kijken. Dan ging hij of zij in overleg met een collega, die dan ook zorgelijk begon te kijken. Vervolgens werd er druk door de papieren gebladerd, waarbij het woord "problem" zo af en toe viel. Tegen de tijd dat we ervan overtuigd waren op korte termijn het land te moeten verlaten, bleek alles dan toch weer in orde. Nadat we de beambte allerhartelijkst hadden bedankt voor het oplossen van het achteraf niet bestaande probleem gingen we met vers gestempelde paspoorten weer naar huis. De laatste jaren is de sfeer flink veranderd en hoeven we ons niet meer af te vragen wat er nu weer voor problemen worden bedacht.
Veruit de meeste westerlingen die we in het immigration office tegenkomen zijn oudere mannen. Of eigenlijk moet ik "mannen van mijn leeftijd of ouder" zeggen. Wij zijn vrijwel altijd het enige westerse echtpaar, en we regelen alles zelf en samen. De mannen van mijn leeftijd of ouder hebben meestal een Thaise vrouw van nog lang niet mijn leeftijd of jonger. Die vrouw zit met de hele papierwinkel bij het loket, terwijl de man in de wachtruimte zijn telefoon bestudeert, of een praatje aanknoopt met andere westerlingen. Met mij bijvoorbeeld.
(Ik heb het gesprek voor het gemak maar even ingekort en vertaald.)
"Waar kom je vandaan?"
"Wij wonen in Hang Chat."
"Ik bedoel, origineel."
"O, uit Nederland."
"Ligt dat in Duitsland?"
"Dat had niet veel gescheeld, maar het ligt tussen Duitsland en de Noordzee."
"???" (grap komt niet binnen.)
"En waar kom jij vandaan?"
"Texas."
"Is dat in de Verenigde Staten?"
"Ja, dat klopt."
"Ben je hier als gepensioneerde?"
"Nee, ik wou weg uit Amerika. Veel te veel immigranten daar."
"Maar alle witte Amerikanen zijn toch immigranten?"
"Ik bedoel de gelukszoekers, die alleen maar komen om te profiteren van wat het land te bieden heeft."
"O, je bedoelt mensen zoals jij en ik."
"Hoe bedoel je?"
Zijn gezicht betrekt. Maar gelukkig roept zijn vrouw van nog lang niet mijn leeftijd en dan nog een stuk jonger hem. Zijn papieren zijn klaar, maar hij moet wel even zelf tekenen en afrekenen.
Dan zijn wij gelukkig aan de beurt, zodat ons gesprek niet voortgezet hoeft te worden.
Binnenkort verkiezingen in Nederland. Onder de Nederlanders in Thailand scoren de partijen die tegen immigranten zijn altijd goed. Maar "wij" zijn natuurlijk geen gelukszoekers.