25 april 2019

"Onze" dieren

We hebben al het nodige geschreven over het beestenspul dat ons hier omringt. Genieten van wat er langs loopt of vliegt is inmiddels een dagelijks genoegen. Soms komen er voor ons geheel onbekende vogels of insecten voorbij. De boeken met Aziatische dieren worden dan ook regelmatig geraadpleegd.

Sommige dieren hebben een aparte status verworven. Ze hebben daar zelf geen weet van, maar als we ze zien praten we liefkozend over "onze ...." Allereerst is daar onze toekeh. Hij is al vaker in verhalen voorbijgekomen. Hij is de eerste bewoner van Baan Din. Terwijl wij nog aan het bouwen waren is hij er al ingetrokken. De rijstkaf waarmee wij de zakken vulden die uiteindelijk het hart van de muren zijn geworden beviel hem bijzonder goed. Wij zijn de nodige ochtenden moeten beginnen met het dichten van gaten die onze toekeh in de rijstkafzakken had gebeten. Sinds alles gestuct is is dat geen probleem meer. Dat het onze toekeh is die hier nu nog woont weten we zeker vanwege zijn staart. Tijdens de bouw was hij namelijk een keertje precies op de plek gaan zitten waar ik een zware deur neerzette. De deur landde op zijn staart en wat toekehs doen als ze bedreigd worden is hun staart afwerpen. Dat deed de onze ook. Zo'n staart blijft dan nog een kwartiertje liggen kronkelen (https://youtu.be/6uT9RtRx9LM). De bedoeling daarvan is dat een eventuele aanvaller zich op die staart gaat richten, zodat de toekeh een veilig heenkomen kan zoeken. De staart groeit weer aan, maar wel iets korter, en met een ander patroontje of kleurtje. Zo heeft onze toekeh nu een lichtere staart.


Een paar weken geleden kwam er een indringer op bezoek die onze toekeh probeerde te verjagen. Natuurlijk hebben we de onze bijgestaan in zijn verdediging; we hadden wat goed te maken. De nieuweling was sterker maar is na een paar dagen toch weer vertrokken. Zodoende is onze toekeh nog altijd onze toekeh.


En dan is er ook nog ons draakje. Het heeft een tijd in de badkamer gewoond, maar is nu verhuisd naar de voorkant van Baan Din. Het is behoorlijk aan ons gewend, zeker sinds Mieke een paar keer een schaaltje overheerlijke meelwormen op een muurtje heeft gezet. Ons draakje heeft een duidelijke wond aan een kant van het lijf. We vrezen dat een van de honden die op zijn geweten heeft. De wond zit er al een tijdje, maar ons draakje lijkt er geen last van te hebben. Vanmorgen zat het er gezellig bij tijdens het ontbijt in de sala (een soort prieeltje).



In de sala woont onze bushchat. Dat is een klein zwart vogeltje dat zingt als een merel (alleen wat hoger). Onze bushchat lijkt ons telkens op te zoeken. Als we op de veranda zitten zit hij daar in de buurt; zitten we in de sala dan is onze bushchat daar ook. Regelmatig komt hij een bad nemen in de zuil van Wouter met de dichtregels van Vroman:

Ik wens je een landschap, zo compleet
dat ik er haast niet ben,
dat jij bemint en ik herken,
waar ik de weg nog weet. 

Als het donker wordt zoekt hij een plekje net onder het dak van de sala. Als wij daar vervolgens nog gaan zitten eten horen we soms een paar protestgeluidjes, maar daarna slaapt hij gewoon verder. Er is ook een mevrouw bushchat, maar het lijkt erop dat ze een latrelatie hebben.



Onze ooievaar heeft er meer moeite mee om dichtbij te komen. Maar de laatste tijd strijkt hij steeds vaker bij de vijver neer en vliegt hij niet meteen op zodra hij ons ziet. Er zitten soms wel meer dan 100 ooievaars in de wei hiernaast, maar toch pikken we de onze er feilloos uit. Hij heeft namelijk een knik van zowat 90 graden in een poot. Vorig jaar waren alle ooievaars naar andere streken vertrokken en was de onze de enige die iedere dag slakken kwam vangen. Toen is het dus de onze geworden. Het is nog altijd een einzelganger; we hebben de indruk dat gehandicapten ook bij ooievaars vaak buiten de groep vallen.


Dan zijn er ook nog tijdelijke bewoners, die komen en gaan, maar inmiddels wel de onzen geworden zijn. Zoals onder meer onze grote ijsvogel en onze kleine ijsvogel. 

Natuurlijk zijn er ook nog onze honden. Waar mensen vreemd opkijken als je het hebt over onze toekeh, ons draakje, onze bushchat of onze ooievaar, vindt iedereen het heel gewoon als je over onze honden praat. De honden zelf vinden wel dat we tot dezelfde roedel behoren, maar onder het begrip "onze" verstaan ze toch niet hetzelfde als wij. Onze andere dieren zijn niet veilig als onze honden in de buurt komen. Het jagen zit ze zo in het bloed dat we ze ons ons kent ons niet bij kunnen brengen. Daardoor komt het bijvoorbeeld wat betreft de slangen maar steeds niet tot dat 'onze': ze vallen voortijdig ten prooi aan onze fanatiekste snakehunter Tibbe.


Ik vraag me wel eens af of ze zich bewust zijn van hun positie. Voor Thai is het een schrikbeeld dat je terugkeert als hond, omdat je niet goed geleefd hebt. Onze honden zouden dus zomaar een incarnatie kunnen zijn van een losbandig geleefd hebbend type. Ze lijken daar niet onder gebukt te gaan, maar volop van hun leven te genieten. Zo erg kan het niet zijn om als hond terug te keren. Lekker rondracen door de wei en als je mensen niet opletten snel op zoek naar plekken waar je onder de afrastering door kunt.  Een van de honden kwam laatst met een kip terug uit het dorp. Een hondenleven is zo erg nog niet.

Zo, en nu ga ik nog even in de cold tub zitten. Tussen onze guppies.

Bekijk de turtoise shell beetle, de lantern fly, de yellow spotted keelback, de agame en andere beessies op onze beessiesfotospagina.

13 april 2019

Sawadie pimai

Het is warm. Echt heel warm. Zo'n temperatuur waarbij je als je meteen na het douchen je tanden gaat poetsen al droog bent voordat je daarmee klaar bent. Zo'n temperatuur waarbij het drinkwater in de flessen net zo warm is als dat in het terminaalbad in Arcen. Zo'n temperatuur waarbij een koude douche te heet is om onder te staan. Zo'n temperatuur waarbij de door een ventilator veroorzaakte wind net zo warm is als een föhn. Remedies zijn er niet zo veel. Niets doen is het beste, dus eigenlijk ook geen blog schrijven over de hitte. De honden gebruiken die techniek; ze liggen voor pampus in de schaduw. Mieke heeft de nietsdoentechniek verbeterd: ze ligt een film te kijken met een soort lungi over zich heen die ze eerst kletsnat gemaakt heeft. Daardoor wordt de ventilatorwind ineens lekker koel. Met een pompflesje sprayt ze af en toe water in de luchtstroom. Dat zorgt voor extra verkoeling.


Zelf ben ik in de cold tub neergestreken. Doordat het 's nachts nog afkoelt tot een graad of 25 en er een rieten afdakje boven die tub staat, blijft het water daarin nog redelijk koel. De guppies zijn lekker druk met deze watertemperatuur en ze kwijten zich uitstekend van hun taak om muggenlarven te eten; afgezien van een uurtje rond de schemering hebben we geen last van die irritante prikbeesten. Ze doen het trouwens goed, die minivisjes. Het stikt van de jongen en de omvang van sommige vrouwtjes geeft aan dat er nog veel meer te verwachten zijn. Guppies zijn levendbarend, dus met een beetje mazzel zien we een keer hoe er een lading jongen wordt uitgeperst.

Uit het dorp waait muziek over en klinken steeds luidere stemmen en gelach. Het is Songkran, het traditionele Thaise nieuwjaar. In 1940 is Thailand overgestapt op "onze" kalender en sindsdien is 1 januari het officiële begin van het jaar. (De jaartelling is overigens niet aangepast: we leven hier nu in het jaar 2562.) Maar Songkran is nog altijd het grootste feest hier. Dankzij de beelden van de watersmijtpartijen is het ook het buiten Thailand meest bekende feest.


De naam Songkran is afkomstig uit het Sanskriet: samkranti, een aanduiding voor de passage naar het volgende sterrenbeeld, maar hier wellicht eerder bedoeld om de nieuwe cyclus van de zon aan te geven. (Dat laatste verzin ik ter plekke; ik ga niet gebukt onder enige kennis van het sanskriet.) Het traditionele Songkran is een feest waarbij jongeren hun (groot)ouders eren door ze water over de handen te gieten. Het gieten van een beetje water over een ander is ook een uiting van het toewensen van veel voorspoed. Songkran valt in de droge tijd en iedereen verlangt intussen weer naar verkoeling. Het wordt ook wel beschouwd als het begin van de regentijd, maar dat is helaas vooral wishful thinking. Het kan heel goed in april beginnen te regenen, maar de droogte kan ook tot in juni voortduren. Wellicht dat die combinatie van ceremonie en verlangen naar regen geleid heeft tot het waterfeest dat het nu is. Het zilverkleurige kommetje waarmee oorspronkelijk wat water werd gegoten heeft plaatsgemaakt voor supersoakers, tanks met pompen en waterslangen en andere hulpmiddelen om het zo nat mogelijk te maken.


Een andere gewoonte tijdens Songkran is het vegen van een wit smeerseltje op het gezicht van voorbijgangers. Van oorsprong is dit een symbolische manier om iemand bescherming te geven. Ook hier is de moderne tijd echter aan de haal gegaan met de traditie. Songkran geeft een jongen namelijk een legitieme gelegenheid om een meisje aan te raken, door wat wit op haar gezicht te smeren. Aanraken van iemand van het andere geslacht of het openbaar tonen van affectie zijn hier normaal gesproken zeer ongebruikelijk, dus dit is een buitenkansje. De echte waaghalzen durven zelfs, tot grote hilariteit van de groep waarvan ze deel uitmaken, een farang vrouw de besmeren.


สวัสดีปีใหม่ (sawadie pimai ofwel: gelukkig nieuwjaar)

(P.S. De honden waarvan ik dacht dat ze voor pampus lagen hadden zich in werkelijkheid onder het hek doorgewurmd om in het dorp naar wat lekkers te gaan schooien. Daarom was het zo stil.)