Als
het over de Thaise taal gaat komt altijd het probleem van de tonen
naar voren. Dat is voor ons Nederlanders ook het grootste probleem,
doordat precies hetzelfde woord een volledig andere betekenis kan
krijgen als je het op een andere toon uitspreekt. Wil je bijvoorbeeld
zeggen dat je van paardrijden houdt, dan zeg je phom
tsjohp khie maa, waarbij khie een lage toon krijgt en maa een hoge.
Spreek je echter khie uit met een dalende toon, en maa met een
stijgende, dan verandert de betekenis van khie van "rijden"
in "poep" en die van maa van "paard" in "hond".
Dan hou je dus ineens van hele andere dingen. Wie meer voorbeelden
wil kan een kijken op
https://www.trefpuntazie.com/thaise-humor-houdt-op-grens/.
Wat ook een lastig element is in het Thais, is dat de onderlinge relaties invloed kunnen hebben op de woordkeuze. Tijdens onze taallessen waren onlangs de familiebetrekkingen aan de beurt en bleek dat we er met simpele vertalingen van oom, tante, neef en nicht hier niet zijn. Met ouders, kinderen en partner gaat het nog wel. Zo is Mieke mijn phan-rayaa en ben ik haar saamie. Mijn ouders zijn phoh en mae (wie vader is en wie moeder kun je wel raden), Coen is mijn loek-chaay en Renate mijn loek-saaw.
(Voor Coen wordt voorstellen nog lastig als hij in december hier op bezoek is. Je spreekt iemand hier namelijk meestal aan met "khun" gevolgd door de naam, en je stelt je ook zo voor. Khun spreek je uit als Coen, dus als Coen zich voorstelt als Coen wordt er waarschijnlijk vragend gewacht of er nog meer komt. Of het zich voorstellen als khun Coen geen vragende gezichten oplevert is overigens maar de vraag.)
Bij
broers wordt het al wat lastiger, omdat er verschil is tussen oudere
en jongere broers. Ik heb het als jongste wat dat betreft
gemakkelijk. Al mijn broers zijn voor mij phie-chaay. Voor Bert ben
ik echter zijn nong-chaay. Zou ik zussen gehad hebben dan waren dat
phie-saaw en/of nong-saaw geweest.
Loek chaay khun Coen en loek-saaw khun Renate met hun phoh |
Mijn opa was mijn poe, als het ten minste om de vader van mijn vader ging; de vader van mijn moeder was mijn taa. De oma's waren respectievelijk mijn yaa en mijn yaay.
Phie-chaai khun Bert en phie-sa-phai (vrouw van oudere broer ) khun Stieneke, met phan-rayaa khun Mieke en op de achtergrond liang laahn (stiefkind van broer) Nina en maa (stijgende toon :-) Tibbe) |
Met de ooms en tantes wordt het pas echt
leuk. De oudere broer van mijn vader of moeder is mijn loeng. Dat is
overigens ook de aanspreektitel voor een oudere mannelijke kennis
(zoals we thuis vroeger ook wel oom zeiden tegen een collega van onze
ouders of een buurman). De vrouwelijke variant daarvan is een bpa. Een oudere zus van vader of moeder is een
paa. Gaat
het om een jongere broer of zus van vader dan is het een aa; een
jongere broer van vader of moeder is een naa.
Bij
neven en nichten speelt ook weer de leeftijdsverhouding een rol, maar
ook of het kinderen van je broer of zus zijn, of kinderen van je oom
of tante. Ik zal jullie de opsomming besparen, anders wordt deze blog
echt onleesbaar.
Bij schoonfamilie hoef je gelukkig niet alle leeftijden te onthouden. Of je schoonzus phie of nong is hangt af van de leeftijd van je broer. Dat voorkomt waarschijnlijk heel wat misverstanden.
Gelukkig is de Thaise grammatica behoorlijk eenvoudig. Daar troosten we ons dus maar even mee. Verder vinden we onszelf al aardig knap doordat we inmiddels bijna alles kunnen lezen. Dat klink mooier dan het is: we hebben namelijk vervolgens geen flauw idee wat het betekent. Misschien komt dat ooit nog wel eens. Het is in ieder geval leuk én een uitdaging om met de taal bezig te zijn.