05 september 2017

Geveld

Het zal de oplettende bloglezers niet ontgaan zijn: ik ben een liefhebber van Thais fruit en kan behalve van de smaak ook genieten van het uitvinden hoe allerlei voor mij nieuwe vruchten geopereerd en gegeten moeten worden. In eerdere blogs komen verschillende vruchten aan de orde.

Achter in onze tuin groeide al geruime tijd een grote uitdaging. Of beter gezegd twee grote uitdagingen. Aan een niet eens zo grote struik zaten net boven de grond twee flinke nangka's, ofwel jackfruits. We hadden al wel nangka gekocht, maar dan als kant en klaar bakje schoongemaakt fruit. Zelf oogsten en schoonmaken is natuurlijk andere koek.

Op internet had ik al de nodige informatie verzameld, onder meer over hoe je kunt zien of een nangka rijp is en geoogst kan worden, en hoe je dat oogsten vervolgens doet. Toen ik vorige week ging kijken hoe ze erbij hingen bleek er nog maar eentje over. De andere is ongetwijfeld bij een goede buur beland. Omdat ons huurhuis jarenlang leeg heeft gestaan kan ik me wel voorstellen dat buren die al die tijd fruit uit de tuin konden halen die gewoonte hebben voortgezet. Maar voordat een andere buur op hetzelfde idee zou komen besloot ik toch maar om de enige overgebleven jackfruit te oogsten.


Met een ferme haal van de machete werd de vrucht van de boom gescheiden. Bij de steel droeg ik het gevaarte (8 kilo bleek het te wegen) naar een plek waar hij verder kon rijpen. Natuurlijk had ik er even niet aan gedacht dat een net geoogste nangka een soort latex kan afscheiden. Vergelijkbaar met wat je op je vingers krijgt als je schorseneren schilt (om die reden worden die ook wel keukenmeidenverdriet genoemd), alleen tig keer sterker. Handen wassen heeft een averechts effect: de plakzooi wordt alleen maar erger. Uiteindelijk lukte het om met een droge doek mijn handen weer schoon te wrijven.


Gisteren voldeed de nangka aan alle kenmerken van een rijpe vrucht. Tijd om het eetbare fruit eruit te halen. Het latex-risico was ik deze keer niet vergeten, dus voordat het mes erin ging waren handen en mes ingesmeerd met kokosolie. De vrucht werd in 8 segmenten gesneden en daarna kon het uitpulken beginnen. De eetbare delen zitten ingepakt in vezelige strengen. Daar kan je ze na wat oefening redelijk makkelijk uit halen. Dan moet de pit eruit, met het zakje waar deze in zit. Ook daarin krijg je al doende wat handigheid, hoewel een ervaren nangka-schoonmaker vast met plezier naar mijn geklungel zou hebben gekeken.


De pitten zijn mooi om te zien, met een glanzende buitenkant als een soort fijngeschuurd hout met nerven. Sommige zijn al in de vrucht ontkiemd. Die heeft Mieke inmiddels in de grond gestopt. Er zal wat geduld nodig zijn, maar ooit eten we niet alleen zelf geoogste, maar ook zelf gezaaide nangka. De nog niet ontkiemde pitten heb ik kort geblancheerd en daarna een paar minuten gebakken. Ze smaakten een beetje naar gepofte kastanjes.


Van de totale 8 kilo bleef uiteindelijk 2,6 kilo puur fruit over. Gecorrigeerd voor de stukken die ik al werkende heb opgegeten zal dat zo'n 2,8 kilo geweest zijn. Ruim 2 uur werk, dus schoongemaakt kopen op de markt blijft stukken makkelijker, maar zo zelf schoongemaakt smaakt een vrucht natuurlijk stukken beter.

Nu het mes nog schoon zien te krijgen. De kokosolie beschermde mijn handen prima, maar het mes zit nog vol plakkerige latex.

Naschrift: Ojee, heb ik het de hele tijd over de nangka, blijkt het ding hier ขนุน te heten. Dat spreek je uit als khenoen (met een stomme e achter de kh). Nangka is de naam in Maleisië, de Filipijnen en ... Nederland. In Viëtnam heet de ขนุน mít.