05 februari 2021

Keuringsdienst

De kamer die ik inkijk is zoals veel Thaise kamers nogal een rommeltje. (Wat dat betreft passen wij hier trouwens ook heel goed, maar dat ter zijde.) Op de grond zwerft kinderspeelgoed, er staat een kinderbedje dat is volgestouwd met rommel. Over een stoel hangt wat kleding, op die stoel ligt een handzeep-flesje en onder die stoel staat een po. In een soort boekenkast tegen de wand ligt een allegaartje aan spulletjes. In één van de schappen zijn zowaar ook wat boeken te zien, half verborgen onder de teenslippers. Tegen een andere wand ligt een tweepersoons-matras op de grond. Het opengeslagen beddegoed en de stapel kleren erop doen vermoeden dat het om een regelmatig beslapen bed gaat. Op een hoek van de matras zit een jonge vrouw met een slapende baby op haar arm.

Het zal na deze inleiding geen verrassing meer zijn: ik kijk in het kantoortje van de betonfabriek. We gaan een (paarden?)stalletje bouwen en daarvoor heb ik wat kant-en-klare palen nodig. De vrouw staat op van de matras, trekt een anticoronascherm voor haar gezicht en schuift een raam open. Alles met één hand, want de baby slaapt rustig verder. Hok sao, song mèt sieb, heb ik onderweg ingestudeerd. 6 palen van 2 meter 10. Mai mie is het antwoord, ofwel, hebben we niet. Meestal betekent dat eigenlijk dat ze je niet begrijpen, maar dat wordt als onbeleefd beschouwd, dus zeggen ze mai mie. Ik had er al rekening mee gehouden en heb voordat ik naar slaapkamer annex kantoortje liep de juiste palen al gefotografeerd. "Aaaaaaah, song mèt sie, mie, mie." 2 meter 40, die hebben we wel. Ik had de lengte iets te zuinig ingeschat. Met het kind nog steeds op de arm wordt er een bonnetje geschreven, geld aangepakt, wisselgeld uit een portemonnee gehaald en via een portofoon opdracht gegeven om 6 palen op de pickup van de farang te laden.

Het stalletje is klaar. Nu nog een paardje.


Maar betonpalen zijn niet zo interessant om over te lezen; die zijn hier net zo lelijk als in Nederland. Het kantoortje dat ik beschreven heb zul je echter in Nederland niet tegenkomen. Hier is het heel gewoon als je huis bestaat uit één kamer (ook op dát punt zijn we hier goed ingeburgerd) en als je een kleine ondernemer bent is die kamer ook vaak je kantoor. Er wordt geen enkele moeite gedaan om de indruk te wekken dat het een echt kantoortje zou zijn; de sporen van een woelige nacht zijn gewoon zichtbaar. Er zijn ook winkels en restaurants waar de brommer, of zelfs de auto 's avonds naar binnen wordt gereden. Niemand kijkt daar van op.

Het is een van de charmes van het land dat er met heel weinig middelen een bedrijfje gestart kan worden en dat er daardoor ook ontzettend veel bedrijvigheid is. Een zaakje is zó opgezet en als de klandizie tegenvalt is het net zo snel weer gestopt. Een stel in het naburige dorp Hang Chat ging met een tot barbecue omgetoverde gehalveerde oliedrum langs de weg kip met kleefrijst verkopen. De kleefrijst maakten ze thuis, de kip werd ter plekke gebarbecued. Ze deden het goed en dat kregen steeds meer mensen te horen. Dus verscheen er een lange tafel waarop de bestellingen wat makkelijker konden worden ingepakt. 

Weer wat later kwamen er wat krukjes bij. Mensen konden hun kip nu ter plekke nuttigen. Natuurlijk moest er toen een schaduwdakje van zeildoek geïmproviseerd worden. Inmiddels staan er 4 tafeltjes met krukjes en onlangs is het geïmproviseerde dakje vervangen door een constructie van bamboe palen met een rieten dakje erop. Wat eerst een stukje stoep langs de hoofdstraat door het dorp was is nu uitgegroeid tot een simpel restaurantje.

Een schril contrast met Nederland. Voordat we naar Thailand vertrokken hebben we de basisregels van de Thaise taal geleerd van Lek, een Thaise die bij ons in de buurt woonde. Lek spreekt niet alleen een aantal talen, maar is ook een heel goede kok. Toen ze zonder werk kwam te zitten wilde ze niet van een uitkering afhankelijk worden en kwam ze met de uitkeringsinstantie overeen dat ze een maaltijd-afhaalservice mocht beginnen. Dat deed ze erg goed, dus het moment waarop ze kon melden dat ze geen uitkering meer nodig had naderde. Maar toen kwam de Keuringsdienst langs. De mooie keuken die ze gemaakt had werd afgekeurd, want er was een rechtstreekse deur tussen die keuken en haar woonkamer. En er waren geen gescheiden toiletten. Dat het om een afhaalpunt ging, waarbij de enkeling die echt hoge nood heeft best even bij haar in huis naar de wc mag, mocht niet baten. Er moest voor ongeveer een halve ton verbouwd worden om aan de eisen te voldoen. Tot haar grote verdriet moest Lek dus gaan melden dat ze de uitkering toch moest houden.

De mensen hier in Thailand begrijpen niets van zo'n verhaal. Waarom moet je allemaal diploma's en vergunningen hebben en aan allerlei eisen voldoen? Als je geen goed eten maakt blijven de klanten toch gewoon weg? En gelijk hebben ze. Zowel de mensen hier in Thailand als de klanten.