14 november 2024

Stukkie fietsen

Fietsen, ik heb het best veel gedaan. Lange afstanden ook, vanuit Nederland naar Frankrijk, Duitsland, Wales. De waterdichte tassen van Vaudé en Ortlieb bestonden nog niet; de bagage zat in plastig zakken in de canvas tassen die ik ook voor mijn krantenwijkje gebruikte. En Warmshowers, het netwerk van fietsers die elkaar onderdak verlenen (www.warmshowers.org), dat was er ook nog niet.

Inmiddels zijn we zelf Warmshowers-host. Vanuit fietsers-oogpunt zijn we een strategische overnachtingsplek op de route van Bangkok naar Chiang Mai. Zowel naar het noorden als naar het zuiden is het zo’n 100 kilometer naar de volgende warmshowersplek. Twee jaar geleden ontvingen we hier de eerste langeafstandsfietsers, de Engelse Becca en Tom, die onderweg waren van Engeland naar Australië. Inmiddels hebben we 20 fietsers of fietsende koppels in ons gastenhuisje mogen ontvangen. Stuk voor stuk mensen die het leven dat we normaal zijn gaan vinden achter zich hebben gelaten en een onbekende wereld tegemoet zijn gefietst. Met enkelen hebben we nog altijd contact.
 
Becca en Tom

Tijdens hun tocht, vaak van maanden, soms zelfs van meer dan een jaar, zijn ze door landen gekomen die door veel westerlingen eng en gevaarlijk gevonden worden. Iran, Kirgizië, Kazachstan, soms ook China, Pakistan, Bangladesh. En ze troffen daar zonder uitzondering niet de mensen die voldeden aan het plaatje zoals we dat in het nieuws te zien krijgen, maar vriendelijke mensen die ze eten toestopten, overnachtingsplekken aanboden, soms uitnodigden voor een toevallig net gepland familiefeest of bruiloft, vroegen om aan te schuiven aan tafel. Inderdaad, heel andere mensen dan in West Europa, want daar hadden ze dat soort gastvrijheid nooit meegemaakt.

Het plan begint te borrelen

Het merendeel van de fietsers rijdt de route van zuid naar noord. Dat betekent dat ze vanaf ons verder fietsen naar de stad Chiang Mai. Natuurlijk bespreken ze de route-opties met ons en ik wijs ze dan altijd op de rustige, smalle weg door de bergen van Khun Tan, die weliswaar iets langer is dan de snelweg, maar ongelofelijk mooi. Echter, er zit een aantal zeer steile klimmen in. Van iedereen die de route uiteindelijk gefietst heeft, kregen we te horen dat het inderdaad extreem steile stukken zijn. Slechts 2 fietsers wisten ons te melden dat ze (zigzaggend) fietsend boven waren gekomen; de rest was de fiets duwend omhoog gelopen.

Mijn ervaring met de bergweg bestond alleen uit het rijden met de auto. Geleidelijk aan begon ik me af te vragen, of ik het toch niet eens een keer zou moeten fietsen. Het praat toch heel anders als je vanuit eigen ervaring kan vertellen hoe de weg is. Echter, de langste afstand die ik in Thailand tot dan toe gefietst had, was zo’n 30 kilometer. Dan is 110 door de bergen ineens wel een heel verschil. Het idee liet me niet meer los, en toen ik begin november een meeting van de Foundation for Education of Rural Children in Chiang Mai moest bijwonen, besloot ik om er op de fiets heen te gaan. Gezien mijn gebrek aan recente ervaring met het fietsen van flinke afstanden, plande ik er (mede op uitdrukkelijk aandringen van Mieke 😊) twee dagen voor. Zelfoverschatting is nooit verstandig, maar op mijn leeftijd al helemaal niet.

En daar ga ik dan


Op een bewolkte novemberochtend stap ik heel vroeg op mijn fiets. Een kleine waterdichte tas met alleen het hoognodige aan bagage onder de snelbinder. Dat het bewolkt was, was een mooie meevaller, want de week ervoor was het nog behoorlijk warm geweest, en de dag ervoor had het flink geregend. Het duurde zo’n beetje een uur voordat ik mijn eerste echte warmshowers-fietservaring al mocht beleven. Ik reed door het dorpje Mae Tha Noi, een paar kilometer voor het Khun Tangebied, en werd aangehouden door een vrouw die met een groot blad vol kokos-bananentoetjes in plastic zakjes langs de weg liep. Ik kreeg er spontaan eentje aangeboden. Even verderop stond een bamboe kraampje van waaruit ze ze ging verkopen. Kijk, nou wist ik meteen weer waarom fietsen zo leuk is.

 

Nog een uur later keek ik daar toch wel een klein beetje anders tegenaan. Zuchtend en puffend duwde ik mijn fiets omhoog. Zelfs zonder zware bepakking en in de laagste versnelling ging het fietsend niet. Maar heel erg was het nou ook weer niet, want lopend hoor je weer veel meer dan fietsend. Overal om me heen vogelgeluiden. En de weg was al kilometers lang helemaal voor mezelf. Vanwege de schade die in de regentijd was aangericht, was die namelijk afgesloten voor autoverkeer.


Stijlvol steil

Afwisselend op en naast de fiets legde ik uiteindelijk 5 kilometer af in 2 uur. Regelmatig even uitblazend in een sala (een houten open hutje) of een eitje etend op een bruggetje, foto’s maken van mooie plekken en grappige bordjes (“steep decent”, ofwel keurig steil; het juiste woord is descent, dat afdaling betekent). Maar na die 2 uur stond ik dan toch echt op het hoogste punt, dicht bij het treinstationnetje van Khun Tan. De weg daar naartoe was een grote blubberboel, dus van mijn voornemen om daar wat te gaan eten heb ik maar afgezien. Met nog 10 kilometer, meer dalend dan stijgend nu, te gaan tot het guesthouse dat ik geboekt had, kon ik de lunch nog wel even uitstellen.


40 kilometer gefietst, deze eerste dag. Daar zou ik vroeger om gelachen hebben, maar nu was ik toch blij dat ik mocht stoppen. De afstand was het probleem niet, maar de hellingen zijn inderdaad bizar steil. En de brand in mijn achterwerk was niet echt prettig. Tja, dat krijg je als je net doet of je nog 20 bent.

Later in de middag heb ik toch nog maar even de omgeving verkend. Op de fiets natuurlijk. In de avond ging het gigantisch regenen, maar de voorspelling voor de tweede dag was dat het tot een uur of 2 droog zou blijven. Met 70 kilometer te gaan zou het moeten lukken om droog in Chiang Mai aan te komen.

8%

De volgende dag vertrok ik weer vroeg. Het was weer flink bewolkt en de weg was een feestje. Waar de klimmen naar Khun Tan gisteren meteen steil omhoog gingen, lijkt het aan deze kant een lange geleidelijke daling. Niet te zien, maar het voelt als continu met de wind in de rug rijden. De baas van het guesthouse had aanbevolen over het plaatsje Mae On te rijden. Een hele mooie, rustige weg, en “maar één klimmetje”, na zo’n 25 kilometer. Jaja... daar liep ik dus weer naast mijn fiets. Met af en toe zo’n irritant bordje “8%”. In thailand staat op de meeste van de bordjes die een stijging of daling aankondigen geen percentage, maar áls er iets staat is het altijd 8%. Waarschijnlijk zijn die bordjes in bulk aangekocht voor een schappelijk prijsje. Er is namelijk geen relatie tussen die 8% en de werkelijke stijging. Je moet het eigenlijk lezen als “verrekte steil.”


De beloning kwam na een uurtje duwen. Vanaf daar ging het eigenlijk alleen nog maar omlaag, eerst “8%”, later weer heel geleidelijk. Intussen begon de lucht steeds donkerder te worden, maar ik moest nog wel een kilometer of 30. En dan die brand in mijn achterste die weer was opgelaaid... Dus toch maar een lunchpauze. En 15 kilometer later dan toch maar een koffiepauze met extra troost mijn guilty pleasure, een huisgemaakte banoffee (en eentje mee voor straks in het guesthouse).


Fietspad?

Inmiddels reed ik in de buitenwijken van Chiang Mai, en was het behoorlijk uitlaatgassen ademen geworden. Fietsen zoals je dat eigenlijk niet moet willen. De weg 1006 is bijzonder, want er ligt een fietspad naast. Helaas is dat grotendeels geblokkeerd door geparkeerde auto’s, omhoog komende boomwortels en andere ongemakken. Niet getreurd, de weg is zo druk dat de auto’s stapvoets rijden. En dat geeft vleugels. Niets leukers dan om bij ieder volgend stoplicht dezelfde rij wachtende auto’s weer voorbij te sjezen tot je vooraan staat.


Toen de eerste druppels viellen zette ik net mijn fiets onder het afdak van het guesthouse. De oude man heeft het gedaan. En kan er nu uit eigen ervaring over meepraten. En.... het smaakt naar meer. Vanuit Lampang kan ik in verschillende richtingen soortgelijke tochten maken. Wie weet...

De vergadering waarvoor ik de fiets had gepakt was moeilijker vol te houden dan de fietstocht :-). Maar daarna wachtte de bonus: de terugreis met de trein. Dwars door de bergen, maar nu comfortabel zittend. Een van de mooiste treinroutes die ik ken. Ook al zoiets wat ik al velen had aanbevolen, maar nog nooit zelf had gedaan.


(Al “onze” fietsers staan in onze Hall of Fame: https://flic.kr/s/aHBqjBaJTQ. Waarschijnlijk vanwege de overstromingen in Z.O.Azië zijn er dit najaar nog geen fietsers langsgekomen.
Onze eerste warmshowersgasten, Tom en Becca, hebben uiteindelijk 36000 kilometer gefietst in 30 maanden, na Thailand nog in onder meer Indonesië, Australië, Nieuw Zeeland, Japan, de VS en Mexico (www.instagram.com/walktom/). Dat ga ik ze in ieder geval niet nadoen.)

09 oktober 2024

Niet naast onze kinderen

En dan ineens zijn de Thaise overstromingen in Nederland voorpaginanieuws.

Komt dat omdat inmiddels een gebied half zo groot als Nederland is ondergelopen? Nee, dat is het niet.

Is het dan omdat we in Nederland ineens beseffen dat we niks te klagen hebben, maar dat toch doen, terwijl de Thaise gedupeerden veel te klagen hebben, maar dat niet doen? Nee, ook dat is niet de reden.

Heeft minister Faber dan misschien de Thai die hun huis niet inkunnen, uitgenodigd om naar Nederland te komen, waar ze in ruimhartige samenwerking met de gemeenten opvanglocaties heeft ingericht, (de eerste is feestelijk geopend door haar partijleider,) met bordjes erbij: "Hier werken wij aan een veilig en warm thuis voor u." Helaas, dat is te mooi om waar te zijn.

Nee, de plotselinge belangstelling van kranten en nieuwsprogramma's was gewekt doordat er filmpjes circuleerden van olifanten in opvangparken die overstroomd zijn. Natuurlijk is het goed dat die belangstelling dan toch eindelijk gewekt is, maar het is wel tamelijk bizar dat de beelden van mensen in nood minder impact hebben dan die van dieren in nood, hoe afschuwelijk het voor die dieren ook is.

De hele perceptie van rampen is sowieso merkwaardig. Hoe dichter bij, hoe meer aandacht, dat is nog wel begrijpelijk. De kans is groter dat het jou zelf was overkomen. Maar die regel blijkt niet zo absoluut te zijn. Een aanslag in Damascus of Teheran wordt met een kort berichtje afgehandeld; een zelfde aanslag in het twee keer zo ver weg gelegen New York zal het nieuws een paar dagen beheersen. 

Als het gaat om de ernst van rampen, wordt vaak gekeken naar de aangerichte schade. Op die manier komen de enorme overstromingen die een groot deel van Thailand in 2011 troffen op ongeveer dezelfde hoogte als de overstromingen die in 2021 onder meer in Valkenburg, in een gebied dat veel en veel kleiner is, grote schade veroorzaakten. Als je dan bedenkt dat het merendeel van de Thai zich geen verzekering kan veroorloven, is duidelijk dat de schade in geld een slechte graadmeter is. Eigenlijk zouden we die schade niet langer moeten vaststellen aan de hand van wat verloren is gegaan, maar van wat is overgebleven. Thaise mensen van wie de volledige inboedel is weggespoeld hebben financieel vaak minder schade dan een Nederlander van wie alleen de keukenapparatuur onklaar is geraakt. Wie is nou eigenlijk het zwaarste getroffen?

Misschien moet ik minister Faber toch maar eens het hierboven beschreven idee van de opvanglocaties in overweging geven. Maar dan lees ik over een aanslag op een beoogde opvanglocatie voor asielzoekers in Ugchelen. Over spandoeken bij de naastgelegen school "Niet naast onze kinderen." Dat bericht kan ik niet met droge ogen uitlezen. Wat voor wereldbeeld krijgen die kinderen mee? Een waarin mensen ver weg die strijden voor hun bestaan eng zijn, en het maar uit moeten zoeken? Maar dieren, die moeten we helpen? Tja.

(Inmiddels hebben we ruim 500 euro aan donaties kunnen overmaken aan hulpverleners. In Thailand is dat best een substantieel bedrag, waarvoor het nodige aan levensmiddelen en andere eerste levensbehoeften voor getroffenen kan worden gekocht. Voor wie de eerdere blogs gemist heeft, nog één keer de bankgegevens: Triodosbank, IBAN NL89 TRIO 0198 3335 60, t.n.v. M.J.A.E. Kupers en/of F.C. la Poutré.)

02 oktober 2024

Mussenissen

We hebben het in onze blogs bij regelmaat over wat er zoal leeft in en om ons huisje, en op ons landje. Maar ik geloof niet dat we jullie al eens hebben voorgesteld aan onze mussenfamilie, die met graagte fourageert op de voerbakjes die ik dagelijks bijvul. Eigenlijk bedoeld voor ons tamme valkparkietje Pieke, maar zij deelt haar eten zonder problemen met allerlei 'vogels van buiten', waaronder de munia's, myna's, duifjes, en dus ook de mussenfamilie. De voerbakjes zijn dus inmiddels groter geworden, en onze portemonnee leger. 

Al die families zijn in de loop van de jaren groter geworden, want er wordt druk genesteld, gepaard, gebroed en gevoerd onder ons dak, totdat er weer nieuwe generaties zelfstandige vogels worden opgeleverd die soms in de buurt blijven rondhangen.

De familie Mus is ons inmiddels zo vertrouwd geworden dat we ze namen zijn gaan geven, afhankelijk van hun gedrag en persoonlijkheid. Want ook al denk je al snel dat elke mus zo'n beetje hetzelfde is, niets is minder waar.

Het gaat wat ver om elke mus uit de groep hier te vernoemen, want het zijn er nogal wat, maar er zijn er natuurlijk altijd die er uitspringen. Net als bij ons mensen. 

Er is er eentje die opvalt omdat hij van die eigenaardige bewegingen maakt, dat is Spasmus.

Eentje die zijn religiositeit graag uitdraagt, we noemen hem Catechismus.

Eentje die qua formaat opvalt: een echte krachtpatser! Zijn naam is Muscles.

De laatste zien we vaker in een duel met ons vechtersbaasje, Musketier.

Er is er eentje die helaas wat misvormd is, door onbekende oorzaak. Heel lief, maar een echt Musbaksel.

Zo'n twijfelzuchtige, die alles ter discussie stelt: Musschien.

Eentje die de toekomst voorspelt, maar die kennen jullie al, heet Nostradamus.

Eentje die vaak van die schattige kreungeluidjes maakt, dat is Orgasmus.

En dan is er eentje met een spraakgebrek, ze kan de S niet zeggen, en stelt zichzelf voor als Mug.

Een opvallend vruchtbaar mannetje heet Humus.

Dan is er nog Dooie mus. Die doet het eigenlijk niet meer, maar we zijn er uiteraard toch blij mee.

Voorts, voor de diversiteit, hebben we er ook een van Turkse afkomst. Hij heet Mustafa.

Erasmus is de slimmerik van het stel.

Er is ook een vervelende, dyslectische mus bij, we noemen haar Muspint.

En eentje, die had wellicht helemaal bovenaan moeten staan, maar dat stuit ons beiden tegen de borst: een mus met blauw bloed, Wilhelmus genaamd.

Een haantje-de-voorste, en érg met zichzelf ingenomen, heet Narcismus.

Dan nog zo'n onzekere die zich overal aan vastklampt: Musketon.

Een onafscheidelijk koppeltje bff vriendinnen hebben we maar samen één naam gegeven: Damus.

Eentje maakt zichzelf graag wijs dat hij verantwoordelijk is voor het regelen van o.m. de lichaamstemperatuur. Dat is Hypothalamus.

Eentje met een toch duidelijk in het oog springende obesitas, de Plusmus.

Eentje zondert zich nogal af van de groep, en gaat slechts met tegenzin de deur uit: onze Huismus.

Rasmus is de reïncarnatie van een Finse popmuzikant.

En nog een interessante reïncarnatie, van de oma van Francois: Oremus

De derde duidelijke reïncarnatie is die van mijn eerste eigen hond, Wammus.

Hartstikke rechts en walgelijk rijk heet Elon Mus.

Eigenlijk hebben we er maar eentje zonder naam. Voorlopig noemen we hem Anonymus.

Tot zover het groepje exentriekelingen uit de mussenfamilie. De meeste anderen vallen toch wat minder op en die noemen we gewoon Mus. Dus.

-----

Naar aanleiding van onze vorige blog, over de wateroverlast in Noord Thailand, hebben we een aantal mooie donaties binnengekregen waarmee hulpgoederen voor gedupeerden kunnen worden gekocht. Hartelijk dank aan alle gulle gevers. De problemen zijn nog niet voorbij, dus bijdragen blijven welkom.

28 september 2024

Water

De laatste weken wordt ons regelmatig gevraagd of we hier nog veel last hebben van het water. Hoewel oorlogen (en dan alleen die die een beetje dichtbij zijn) en genante politieke vertoningen in Nederland en Amerika het nieuws domineren, is er blijkbaar toch af en toe aandacht voor de wateroverlast in Noord Thailand. 

Tot een dag of 10 geleden konden we zeggen dat we geluk hadden en de hevige regens allemaal ergens anders vielen. Het was weliswaar echt volop regentijd, maar het water dat viel werd nog gemakkelijk door de grond opgenomen. Tot het in één nacht ongelofelijk hard bleef regenen en ons hele landje bedekt werd  met plassen. Van overstroming is echter nog lang geen sprake, en ons huisje ligt wat hoger en blijft vooralsnog droog. Maar dat er in één nacht zó veel water kon vallen, dat hadden we niet echt voor mogelijk gehouden. Heel vervelend is dat we sinds die nacht een van de schildpadden niet meer hebben gezien. Hun hol, dat ze zelf in een hoek van het landje gegraven hebben, was ondanks allerlei voorzorgsmaatregelen die we genomen hadden, toch helemaal volgelopen. We vrezen dat één van de twee er niet op tijd uit is weten te komen.

De vijver van de buurman is intussen behoorlijk vol geraakt. Dat is eigenlijk onze grootste zorg. Als die te ver stijgt kan het water uiteindelijk op ons terras, en daarmee in ons huisje stromen. Dat leek tot vorig jaar geen echte bedreiging, maar is nu toch wel een serieuze mogelijkheid geworden. We zijn al aan het bedenken hoe we het water buiten kunnen houden, mocht het echt te hoog komen. Intussen maken we ook maar van de nood een deugd, door te douchen onder de regenpijp. Elk nadeel hep ze voordeel. 

Zoals zo vaak hebben wij ook weer makkelijk praten. De Wang, de grote rivier die door Lampang stroomt, is daar inmiddels ook buiten haar oevers getreden, en er is nog veel water vanuit het noorden onderweg. Bovendien is het regenseizoen nog niet voorbij. Maar we zitten hier ver van de rivier, en een flink stuk hoger dan de stad. Woest kolkend water door de straten lijkt hier niet zo snel te gebeuren. In de andere richting zijn de bergen, waar landverschuivingen een stuk spoor hebben weggeslagen en een tunnelingang versperd. Ook daar zitten we ver vandaan. Maar de laatste jaren zien we wel steeds vaker klimaatverschijnselen die we niet voor mogelijk hadden gehouden, dus laten we geen conclusies trekken. 

Vooralsnog hebben we eigenlijk vooral last van wat we denken dat nog zou kunnen komen. Die luxe hebben veel mensen in Noord Thailand niet. Op veel plaatsen is het water echt tekeer gegaan en heeft huisraad en andere eigendommen meegespoeld. In Mae Sai, aan de grens met Myanmar, zijn 60 huizen compleet verwoest en veel anderen bedekt met een zo dikke laag modder, dat ze onbewoonbaar zijn. In de grotere steden Chiang Mai, Chiang Rai en Phayao staat het water soms tot anderhalve meter hoog in de huizen.

Zoals zo vaak komt officiële hulpverlening maar traag op gang. Nu zijn Thaise mensen wel gewend om hun eigen boontjes te doppen en niet op de overheid te gaan zitten wachten, maar het is natuurlijk wel erg groot wat er gebeurt. Gelukkig zijn er de nodige particuliere initiatieven van vrijwilligers die basisbehoeften bezorgen bij de bewoners van overstroomde gebieden. Eén daarvan is opgezet door Carmelle Hyson, die zich eerder ook al heeft ingezet om Birmese vluchtelingen op te vangen na de staatsgreep van een paar jaar geleden.

Mocht je nou, net als wij, haar willen steunen met een donatie, die voor de volle honderd procent wordt aangewend om eerste levensbehoeften voor de getroffenen te kopen, dan maak je veel mensen blij. Omdat geld overmaken naar Thailand duur is, kan je donatie via onze Nederlandse bankrekening lopen. Zet er bij dat het bedoeld is voor overstromingsslachtoffers, dan beloven wij plechtig dat we je donatie direct zullen doorstorten naar Carmelle.

(Voel je niet verplicht. De afweging om aan goede doelen te geven, en de keuze daarvan, zijn persoonlijk. We houden niet bij wie wel of niet iets doneert.)

Bankgegevens:

Triodosbank
IBAN NL89 TRIO 0198 3335 60 
T.n.v. M.J.A.E. Kupers en/of F.C. la Poutré

06 september 2024

Gelukszoeker

Op de foto hierboven zie je vier van onze kippen rondscharrelen. Ze wonen inmiddels ruim twee jaar bij ons en beschouwen het hier helemaal als hun landje. Ze zijn geen geweldige eierleveranciers, maar zo nu en dan heeft er eentje ineens de geest en wordt er dagelijks een eitje afgeleverd, meestal op een van de stoelen op het terras. Als we geluk hebben, hebben we dat op tijd in de gaten en kunnen we het eitje veilig stellen. Maar de honden weten ook waar ze de eieren kunnen vinden en zijn ons meestal te vlug af.

Een maand of 3 geleden is er een 5e kip bij ons ingetrokken. Omdat de honden altijd even wat tijd nodig hebben om te leren wie er wel en niet bij de familie horen, hebben we die kip in een speciale opvangplek ondergebracht. Daar zijn kort daarna haar 2 eieren uitgekomen: een hennetje en een haantje. Nadat ze de veilige omgeving van hun opvanglocatie hadden verlaten, zijn moeder en dochter vrij snel gesneuveld en moest het haantje als wees verder.

Hij heeft geprobeerd zich bij de andere vier, 3 hennen en een haan, aan te sluiten, maar die moeten niks van hem hebben. Hoewel hij als enige echt op ons landje geboren is, wordt hij door de andere blijkbaar beschouwd als een indringer. Dat gaat best ver. Iedere ochtend en middag strooi ik een handje kippenvoer, onder het luid roepen van "kieieieiep kiepkiepkiepkieieieieiep". Ze komen dan alle vijf aangeracet, waarna ik als een soort kippenvanger van Hamelen naar het voerplekje loop. Daar strooi ik het voer wijd uit, zodat ze elkaar niet in de weg hoeven te lopen en het nieuwe haantje ook zijn graantje mee kan pikken. 

Maar dan gebeurt er iets vreemds. De vier "oude" kippen willen niet dat het nieuwe haantje meeprofiteert van hun welvaart. Hoewel het eten letterlijk voor ze uit de lucht komt vallen, vinden ze blijkbaar dat ze "er keihard voor werken", waarmee ze waarschijnlijk bedoelen dat ze geacht worden af en toe een eitje te leveren. Het nieuwe haantje is, lijken ze te vinden, een gelukszoeker die hun welvaart in wil pikken. Om dat te voorkomen zijn de vier continu bezig om de vijfde weg te jagen van het voer. Dat neemt ze zodanig in beslag, dat ze niet in de gaten hebben hoe andere vogels intussen hun korrels opeten.

Waar de vier kippen zich gemakzuchtig laten verwennen en een beetje rond het huis hangen, weet het haantje goed uit te vinden hoe hij het handigste aan voer kan komen. Hij heeft bijvoorbeeld ontdekt dat op de plekken waar ik net gemaaid hebt, het gras vol met smakelijke insecten zit, die hij alleen maar op hoeft te pikken. En hij kent de plekken in de tuin waar de wormen zitten en de krekels wonen. Als de vier een klein beetje verder zouden kijken dan hun snavels lang zijn, zouden ze nummer vijf verwelkomen in hun midden en kijken wat hij ze te bieden heeft. Want als vroeger of later de toevoer van voer dat uit de lucht valt stopt, hebben ze dat haantje hard nodig om van te leren hoe en waar ze het beste voor hun eigen voer kunnen zorgen.

Tja, kippen zijn rare dieren. Een kip die op ons landje geboren is de toegang willen ontzeggen. Bang zijn dat nieuwelingen de welvaart afnemen en niet zien dat ze daar juist iets aan toevoegen. Zó druk zijn met voorkomen dat nieuwelingen ook wat krijgen, dat achter hun rug om andere dieren hun eten staan te verschalken. En er zo van overtuigd zijn dat hun voedselvoorziening vanzelf wel door zal gaan, dat ze vergeten zijn hoe ze voor zichzelf moeten zorgen. Domme, domme kippen.


19 augustus 2024

De zevende golf

Dit voorjaar verbleven we een maand op Koh Jum, een (nog) niet door het massatoerisme aangetast eilandje in de Andamanzee, niet ver van de kust van Krabi. We schreven er al over in de twee blogs met de titel “Eilandverhalen”. Koh Jum is ongeveer half zo klein als Schiermonnikoog en de meeste bebouwing is langs de zuidelijke en westelijke kustlijn. Je zit altijd wel in de buurt van een strand.

Tijdens een wandeling over een van de stranden, zagen we iets dat leek op een plek waar we koffie konden drinken. Het bleek inderdaad een restaurant van een eenvoudig resortje, maar zowel restaurant als resortje waren gesloten. Iets verderop zagen we ook wat bebouwing, maar die zag er heel vervallen uit. En alhoewel dat soort plekken altijd een magische aantrekkingskracht hebben, besloten we er die dag niet meer heen te gaan, aangezien het al snel donker zou zijn.

Een paar dagen later pakten we de fiets, om het eens nader te gaan bekijken. We wisten letterlijk niet wat we zagen. Veel bergjes zand, waar vlaggetjes in gestoken waren, en rechthoekige papiertjes met een kleine zilverkleurige rechthoek erop gestempeld. Erboven soms een golfplaten dakje, dat vaak al enkele platen miste. Dat laatste was wat we van een afstandje voor vervallen bouwsels hadden aangezien.

Verder naar achteren zagen we beter geconstrueerde dakjes, boven betegelde en gedecoreerde constructies die gevuld waren met zand, met daarin ook weer de papiertjes gestoken. En toen viel het kwartje: we waren op een begraafplaats. Maar wat voor een? Koh Jum is vooral islamitisch, maar dit was zeker geen islamitische begraafplaats, en al even zeker geen boeddhistische. Alle graven lagen tussen de bomen, maar het terrein liep vanzelf over in het strand. 

Mieke legde op een gegeven moment de verbinding tussen wat we zagen en de geschiedenis van Koh Jum. Zou het een begraafplaats van de Moken, de Sea Gypsies zijn? En inderdaad, een snelle zoekactie op internet bevestigde dat vermoeden.

De Moken waren de eerste bewoners van Koh Jum en veel van de andere eilanden in de Andaman. Hun leven speelde zich grotendeels op zee af. Hun oorsprong ligt vermoedelijk op en rond Taiwan en de eilanden van Zuid China. Ze behoren tot de zogeheten Austronesische volkeren, zee-nomaden die nauw verwante talen spreken. Hun huidige verhaal is het verhaal van zo vele andere volken, zoals Aboriginals, Samen en Indianen, die een ongestoord leven in harmonie met de natuur leefden, tot ze werden “gered” uit omstandigheden waar ze helemaal niet uit gered wilden worden.

Tot de jaren 90 van de vorige eeuw wisten ze hun leefwijze redelijk in stand te houden, maar de opkomst van het massatoerisme zorgde ervoor dat hun woongemeenschappen aan de kust steeds verder werden teruggedrongen. Openbare stranden werden omgetoverd in luxe resorts waar alleen betalende gasten welkom waren. (Meer dan de helft van de Sea Gypsiebegraafplaatsen is al verdwenen om plaats te maken voor resorts en andere nieuwbouw.) Regelgeving die bedoeld was om de visstand te beschermen, zorgde ervoor dat goedgekeurde trawlers de wateren leegvisten, terwijl de Moken die met een speer een vis voor eigen gebruik vingen een bekeuring kregen.

De genadeklap kwam van de tsunami in 2004. Wereldwijd vielen er meer dan 230.000 slachtoffers, maar de Moken in de Andaman overleefden het allemaal. Van jongs af aan zijn ze opgegroeid met de verhalen van de “laboen”, de zevende golf. Die wordt door de geesten van de voorouders gestuurd om het kwaad in de wereld uit te roeien, waarna het goede overblijft en weer opnieuw kan beginnen. De Moken op zee wisten, toen ze de laboen zagen naderen, dat ze naar diepere wateren moesten; die op het land zagen hoe de zee zich eerst terugtrok. Waar toeristen en landbewoners nieuwgierig gingen kijken wat er aan de hand was, zochten de Moken meteen hoger gelegen gebieden op. Ze wisten wat er ging komen.

De Moken overleefden dus de tsunami, maar hun leefgebieden en boten waren compleet verdwenen. Ze werden opgevangen op het vasteland en kregen de keuze om daar te settelen en dan nieuwe boten van de overheid te krijgen, of terug te gaan naar de eilanden, maar dan zouden ze geen boten krijgen. Ze kozen unaniem het laatste.

Hulporganisaties en overheid zorgden wel voor nieuwe huisvesting, maar die werd om veiligheidsredenen tegen de bosranden aan gezet en niet, zoals dat traditioneel gebeurde, op palen in het water, waarmee de verbinding met de zee er altijd was. Het feit dat alle Moken de tsunami overleefd hadden was blijkbaar geen reden om erop te vertrouwen dat hun traditionele bouwmethode okee was. Voor de Moken is het bos een plek waar de kwade geesten wonen. En waar ze bang voor waren, dat gebeurde. Er braken ziektes uit. Er gingen mensen dood. Ze waren gewend hun afval gewoon in zee te gooien. Dat was nooit een probleem, want veel afval hadden ze niet en wát ze aan afval hadden kwam oorspronkelijk ook uit diezelfde zee. Eeuwenlang had de zoute zee ook hun uitwerpselen automatisch afgevoerd. Nu lag alles onder de huizen en was een bron voor ziekteverwekkers.

Voor veel Moken heeft het leven zich inmiddels net zo ontwikkeld als dat van de eerder genoemde Indianen en Aboriginals. Ze wonen in armoedige omstandigheden. Waar ze in het verleden nooit persoonlijk bezit hadden en dat ook niet ambieerden, (hun taal kent geen woorden voor onder meer “willen”, “nemen” en “mijn”,) heeft de consumptiemarketing ze nu volledig in hun greep. En aan hun dorpjes is te zien dat omgaan met (steeds meer) afval nog altijd een probleem is.

Enkele kleine gemeenschappen hebben hun oude leefstijl enigszins kunnen bewaren. Of ze daar heel gelukkig mee zijn is de vraag, maar het lijkt in ieder geval een beter leven dan in het in de bewoonde wereld wonen. Veel van die gemeenschappen zijn een soort openluchtmusea geworden. Boten met toeristen meren dagelijks aan, waarna een parade aan te dikke buiken en te kleine zwemkleding met camera's voorbijtrekt om de exotische leefomgeving vast te leggen en de honderdduizendste selfie te maken.

Je gunt de Moken haast een alomvattende zevende golf, die alle resorts en privéstranden wegspoelt. Maar die moet dan wel een beetje snel komen, anders weten de overblijvende Sea Gypsies niet meer hoe ze de laboen moeten overleven.

Meer over de geschiedenis van de Moken en de impact van de tsunami vind je in een (zeer boeiend, maar wel Engelstalig) artikel in The Guardian: https://www.theguardian.com/global-development/2014/dec/10/indian-ocean-tsunami-moken-sea-nomads-thailand.



08 augustus 2024

Koffiefiets

Als we in de stad geweest zijn en terugrijden naar huis komen we, afhankelijk van de gekozen route, langs een groot park. Het wordt veel gebruikt door joggers of om langs de waterpartijen te wandelen en zo nu en dan zijn er evenementen. 

De straat langs het park heeft geen stoepen; alleen twee niet al te brede bermen. In één van die bermen hadden we al een paar keer een fiets zien staan, met een paar lage stoeltjes ernaast en twee mannen erbij. Toen we er wat beter op gingen letten, zagen we dat er een of ander kastje achterop die fiets was gemonteerd. Ook bleken er ieniemienie tafeltjes tussen de stoeltjes te staan. Geleidelijk aan begonnen we te vermoeden wat er precies aan de hand was, en op een gegeven moment wisten we het zeker: iemand was hier een coffeeshop begonnen. Gewoon buiten, in een berm van een meter breed, langs de weg de stad uit. 

Alleen al uit bewondering voor het ongewone initiatief wilden we er wel eens een bakkie gaan doen. En natuurlijk wilden we het fietskoffiezetproces wel eens bekijken en waren we nieuwsgierig naar hoe een fiets voldoende is om alle benodigde ingrediënten en apparatuur aan te voeren en installeren. Dus zetten we op een mooie dag de auto in de berm en liepen naar de koffiefiets. 

Het hart van het koffiezetproces bevond zich achterop de fiets. In een metalen kistje zaten onder meer een gasbrandertje, een weegschaaltje, maatbekers en een hand-koffiemolentje. De prijs van een kopje koffie was, zeker voor Thaise begrippen, astronomisch. 160 baht is ruim 4 euro, en dat hebben we hier bij mijn weten nog niet eerder neergeteld voor een bakkie pleur. Het moest dus wel iets bijzonders gaan worden. Om daar dan ook volledig van te kunnen genieten, bestelde ik een americano ron, een warme zwarte koffie. Mieke's keuze viel op een ijskoffie met een smaakje.

Inderdaad begonnen de twee mannen met uiterste precisie aan hun taak. Niet alleen de bonen werden nauwkeurig afgewogen, ook de benodigde hoeveelheid water werd met de weegschaal vastgesteld. Lepels en kopjes werden voorverwarmd met warm water dat ze in een containertje bij zich hadden. In het keteltje waarin het water werd verwarmd stond een thermometer, zodat het uiteindelijk geen graad te warm of te koud zou zijn. De bonen werden in het handmolentje gemalen en in een filter gedaan, waarna het water werd opgeschonken en de koffie in een glazen kan drupte. Die stond ook weer op het weegschaaltje, zodat er exact genoeg water voor de hoeveelheid gemalen koffie werd gebruikt. De filter werd vervolgens boven op een kopje geplaatst, waarna de koffie uit de kan er nogmaals doorheen werd geschonken. Het resultaat dat nu in het kopje druppelde was mijn uiteindelijke americano ron.

Het hele proces duurde zeker een kwartier. Maarja, een écht goede koffie vereist geduld, die onuitgesproken boodschap was ons wel duidelijk. We bekeken het allemaal op ons gemak en verwonderden ons er ook weer over dat je in Nederland over allerlei papieren en vergunningen moet beschikken alvorens je je eerste kopje koffie kunt verkopen, terwijl je hier in Thailand gewoon in de berm kunt beginnen. Thaise mensen snappen ook niet waarom al die regels nodig zouden zijn. "Als je slechte koffie verkoopt blijven de klanten toch vanzelf weg?" Tja, ik zou niet weten wat ik daar tegenin kon brengen.

Omdat ik toch wel nieuwsgierig was naar wat er dan in Nederland echt nodig is om een coffeeshop te beginnen, en of dat echt zo overdreven veel is, heb ik dat later eens even opgezocht. Voor alle duidelijkheid: een Thaise coffeeshop verkoopt koffie, geen marijuana. Dus voor Nederland heb ik gekeken naar de vereisten voor een theehuis; dat leek me het meest vergelijkbaar. Hou je vast:

  • Inschrijving Kamer van Koophandel en Belastingdienst;
  • Een ruimte die voldoet aan het bouwbesluit, waarin onder meer eisen t.a.v. oppervlakte, hoogte, sanitair en heel veel meer zijn vastgelegd;
  • Check of je vestiging past binnen het bestemmingsplan;
  • Omgevingsvergunning;
  • Exploitatievergunning;
  • Terrasvergunning;
  • HACCP-plan (Hazard Analysis and Critical Control Points). Hierin staan alle mogelijke risico's die kunnen optreden bij de bereiding van eten en drinken, verdeeld in 7 stappen:
    1. Bepaal welke gevaren zich kunnen voordoen;
    2. Bepaal de CCP's;
    3. Stel per CCP een kritische grenswaarde vast;
    4. Stel vast hoe de CCP's gecontroleerd worden;
    5. Stel vast wat er moet gebeuren als zo'n waarde wordt overschreden;
    6. Controleer of het HACCP-plan goed werkt;
    7. Houdt documentatie en registraties bij.
  • Hygiënecode: een uitwerking van het HACCP-plan in praktische werkinstructies.
Inderdaad heeft dat wat meer voeten in de aarde dan het neerzetten van een fiets en een paar klapstoeltjes.


Of het komt doordat ik getuige ben geweest van de meest zorgvuldige en afgewogen koffiebereiding die ik ooit gezien heb weet ik niet, maar ik moet zeggen dat mijn american ron geweldig smaakte. Mieke's ijskoffie is echter nog altijd niet klaar, en omdat we inmiddels twee andere klanten met koffie hebben zien vertrekken, beginnen we serieus te vermoeden dat ze die vergeten zijn. Of dat ze simpelweg niet hebben begrepen dat we die ook besteld hadden. Het is niet ongewoon hier in Thailand dat je iets anders krijgt dan je besteld hebt, of maar een deel van je bestelling. Veel horeca-medewerkers durven niet zo goed te zeggen dat ze het niet helemaal begrepen hebben en wekken dan de indruk dat je bestelling goed is overgekomen.

We vermoeden dat het bereiden van ijskoffie nog wel eens flink wat langer kan duren dan van gewone koffie, dus bestellen we voor Mieke ook nog maar een americano ron. En beoefenen we nog een kwartier geduld, voordat we na betaling van 320 baht eindelijk door naar huis kunnen rijden, waar de Nescafé altijd klaar staat.


Gaan we nog eens terug? Ik denk het niet. Het was vooral een grappige ervaring vanwege de ongewone situatie, maar de hoge prijs, het lange wachten en het vergeten van de halve bestelling zorgen er toch voor dat dit koffietentje niet op onze favorietenlijst komt. Zo zie je maar dat de Thaise instelling zo gek nog niet is. Als de klanten niet tevreden zijn blijven ze vanzelf wel weg. Of je nou een HACCP-plan hebt of niet.

07 juli 2024

Rattenvangers, metselaars en boekenliefhebbers

Lekker rustig buitenaf wonen: veel mensen dromen ervan, maar er zijn er maar weinig die het gaan doen. De stad voelt toch wat vertrouwder en je hebt er alles bij de hand. Een geruststellende gedachte, ook al gebruik je het meeste van wat er bij de hand is niet of nauwelijks. Voor echte stadsmensen is wonen in de natuur ook wel een beetje eng. Donker is er écht donker. En dan die beestjes...

Ja, die beestjes. Daar gaan we het maar eens even over hebben, want het is al een tijd geleden dat die hier aan bod gekomen zijn. Nu de regentijd alweer een tijdje aan de gang is en de rijstvelden om ons heen langzaam onder beginnen te lopen, krijgen we ook wat vaker bezoekers die droge voeten willen houden. Als ze voeten hebben tenminste. Want ook slangen weten ons landje te vinden.

Deze kukri (oligodon fasciolatus) bijvoorbeeld. Hij stak vanmorgen het terras over toen ik met de kruiwagen aankwam. Op de foto lijkt het een flinke jongen, maar hij is nog geen meter lang. Dat vinden we wel meevallen. Hij deed geen moeite om er snel vandoor te gaan, zodat Mieke er op tijd bij was met de camera. Hij gedroeg zich ook niet agressief. Kukri's blijken ongevaarlijk te zijn, alleen wisten we op het moment dat we hem zagen nog niet dat het een kukri was, dus benaderden we hem voorzichtig. Mieke houdt van alle dieren en trakteerde de slang als dank voor de fotosessie op een paar superwormen. Jaja, dat zijn ook dieren, maar ehhhh, nouja, zoals de Thai zeggen: same same but different. De kukri houdt nu ook van Mieke. Toen ik weg was voor wat boodschappen zocht hij haar op in de keuken. Ook de liefde van de slang gaat door de maag.

Dat bleek ook weer toen we een Indo-Chinese ratslang (ptyas korros) in de volière aantroffen. Die is met zijn 2 meter heel wat ontzagwekkender dan de kukri, maar eveneens ongevaarlijk. We zien ze vaak en het is een van de soorten die we inmiddels wel herkennen (hopen we). De naam verwijst naar zijn favoriete voedsel, en dat is ook de reden waarom we hem hier graag zien. Maar nu was hij dus in de volière, en daar zat hij niet omdat hij vogeltjes zo leuk vindt om te zien. Hij houdt ook van vogeltjes, maar in een andere betekenis dan wij dat doen. Hoe hij binnengekomen was, was ons een raadsel. Zelf wist hij dat ook niet meer, want hij wilde wel voor ons vluchten, maar kon de uitgang niet vinden. Met de slangengrijper hebben we hem toen maar opgepakt en buiten gezet. Nu zijn we bezig met een soort van nooduitgangen in de volière, die we bij een volgend slangenbezoek kunnen openzetten zodat vergeetachtige exemplaren tóch een uitweg vinden.

En dan was er vanmiddag ook nog dit kleintje, waarvan ik de naam niet weet. Hij zat verstopt in de opgerolde tuinslang en ging er als een haas vandoor.

Vervelender bezoek zijn de ratten. Ze zijn hier niet te vermijden. Normaal leven ze in de velden, maar nu zoeken ze de droge plekken op. Eerst vingen we ze in vallen en brachten ze dan naar een bos verderop, of gaven ze aan de buurman die graag rattenvlees eet. Maar ratten leren snel en al snel bleven de vallen leeg. Zonder maatregelen zouden er inmiddels enorme aantallen rond ons huisje bivakkeren, alle vogelnesten leeghalen, stroomdraden doorknagen en hagedissen en andere dieren opeten, dus met frisse tegenzin leggen we toch maar gif neer.

Bij onze rattenbestrijding hebben we hulp van de toekehs. Dat zijn de grootste gecko's, een hagedissoort. Toekehs lusten wel een babyratje. Moederratten stellen dat niet zo op prijs, dus horen we 's nachts nog wel eens het gerommel van een gevecht op het zoldertje. Omdat de toekehs ook muggen en andere insecten vangen, zijn ze bij ons zeer welkom. Daar maken ze dankbaar gebruik van; achter een van de kasten vonden we een toekeh-kraamkamer. Een keerzijde heeft dat wel: toekehpoep. Gelukkig doen ze hun behoefte altijd op dezelfde plek. Dus regelmatig even opruimen is geen overbodige actie, want heel fris ruikt het niet en het ziet er niet uit. Gelukkig zit hun kraamkamertoilet vooral onder de kast, zodat we er makkelijk bijkunnen.

Tjiktjaks zijn ook gecko's, maar dan hele kleine. Vooral 's avonds zie je ze over de muren en plafonds lopen om de insecten te vangen die op het licht afkomen. Met één tjiktjak heb ik een bijzondere relatie. Hij zit altijd bij me op het bureau als ik op de computer bezig ben. Regelmatig springt hij ook op mijn scherm, waar de insecten vaak voor het grijpen zijn. Dat levert soms grappige beelden op, bijvoorbeeld als hij komt kijken terwijl ik net een foto aan het bewerken ben die ik kort daarvoor van hem gemaakt heb.

Het is verbazingwekkend om te zien wat een knoeperts van insecten ze weten te verorberen. Het kostte wel een tijdje, maar uiteindelijk werd deze krekel helemaal weggewerkt. Zelfs op de reuzesprinkhaan die naast mijn toetsenbord landde werd de aanval ingezet, maar die liet zich niet verschalken.

Buiten is inmiddels Mieke's droom werkelijkheid geworden. Er zijn blauwkop-prachtagamen (Calotes mystaceus) in de tuin komen wonen. Agamen zijn net als gecko's een hagedissoort en dit mannetje is echt een beauty. Zijn kop kleurt onder bepaalde omstandigheden fel blauw en die kleur wordt nog eens benadrukt als hij letterlijk een keel opzet. Natuurlijk proberen we hem te paaien met een voerbakje aan de boom dat regelmatig gevuld wordt met lekkernijen.


De hoop is natuurlijk dat hij net zo tam wordt als die andere prachtagame, de calotes versicolor, die in het Nederlands de merkwaardige naam "bloedzuiger" heeft gekregen. Dat heeft hij te danken aan de fel oranjerode kop die hij plotseling, bij opwinding of agressie krijgt, waardoor vroeger gedacht werd dat hij bloed dronk. De Engelse naam "garden lizard" klinkt heel wat vriendelijker en past ook beter. Ze zijn sowieso al niet heel bang voor mensen, maar leg je een paar meelwormen op je hand, dan zijn ze echt niet meer te houden en binnen de kortste keren stappen ze op je hand.


Terwijl ik dit allemaal aan het schrijven ben, komt er een urntjeswesp de kamer binnen. Die heet zo omdat zij daadwerkelijk een mini-urntje metselt, Daarin legt zij een eitje én een insect dat ze verdoofd heeft, zodat het in leven blijft en niet gaat ontbinden. Dan sluit ze de ingang af. Als de larve uitkomt staat het feestmaal dus al klaar. Is hij voldoende op krachten dan opent de jonge wesp het urntje en vliegt uit.
De wesp blijkt haar urntje al bijna klaar te hebben, maar ik zie het nu pas zitten, aan de zijkant van mijn monitor. Ik sta gauw op op mijn camera te pakken, maar als ik die goed heb ingesteld is de wesp alweer verdwenen. Daarom zoek ik even naar een oudere foto die ik al eens gemaakt heb van een urntjeswesp aan het werk. Sneller dan verwacht is ze echter al weer terug, zodat ik toch nog een plaatje kan schieten. Zou een van haar voorouders in het urntje op de schermfoto geboren zijn?


Maar laten we weer naar buiten gaan, want daar speelt de mooiste show zich af. De indische gapers, een kleine ooievaarssoort, vlucht niet voor de ondergelopen weilanden, maar komt er juist op af. Ze heten zo omdat er een gat gaapt tussen hun twee snavel-delen. Daardoor beschikken ze over precies het goede gereedschap om slakken uit hun huisjes te peuteren. Die slakken zijn in de rijstvelden nu volop te vinden, dus kunnen we dagelijks genieten van soms wel honderden ooievaars die in grote groepen door de lucht cirkelen of in de rijstvelden fourageren.


Zo af en toe hebben we de hoofdprijs. Dan verzamelen de ooievaars massaal in een paar bomen achter ons landje om daar te overnachten. Een spectaculair schouwspel waar we iedere keer weer van genieten.


Hoewel we de ooievaars een warm hart toedragen hebben we ook wel te doen met de slakken, die toch echt wel de underdog zijn in dit verhaal. Dus als er dan eentje bescherming komt zoeken, kan die op ons rekenen en aanschuiven aan, of beter gezegd op tafel om een stuk watermeloen te verorberen.


Is het dan allemaal alleen maar geweldig met al die dieren? Nou, eerlijk gezegd vielen er onlangs wel wat krachttermen toen de termieten, die ware boekenliefhebbers zijn, zich aan een aantal werken in onze boekenkast tegoed hadden gedaan. Dat is toch dierengedrag dat we wat minder kunnen waarderen. Hoewel Mieke vindt dat het een mooie oefening biedt om vergankelijkheid te leren accepteren. Om te voorkomen dat de volledige collectie als termietenpoep zou eindigen hebben we snel de kast leeggehaald en een heuse boekverbranding georganiseerd. Maar niet nadat we een fotoserie van de aangetaste boeken hadden geschoten. Want zeg nu zelf: ze maken er wel kunstwerkjes van. De hele serie kun je bekijken op https://www.flickr.com/photos/miquefrancois/albums/72177720318376983/. Inclusief het ene boekje dat ze niet hadden aangevreten: Insects of Sout East Asia. Termieten zijn niet gek: dat boekje daar staan ze zelf in.







23 juni 2024

Vergankelijkheid

Jasmijn vraagt:

Hoe ga je om met eindigheid? Zoals fijne momenten waar een einde aan komt, levens die niet lang meer zullen duren?


Alles is vergankelijk. Dat is een thema dat in de boeddhistische leer uitgebreid aan de orde komt, en waar vanuit het boeddhistisch perspectief totaal anders over gedacht, gevoeld, en mee omgegaan wordt dan in onze westerse cultuur.

 

Zoals ik ben opgegroeid, mogen leuke, goede en fijne dingen lang duren, en het liefst helemaal nooit ophouden. Dat is geluk, zo leerde ik, en dat is waar we naar streven. Onaangename dingen zijn onwenselijk en daar willen we zo snel mogelijk vanaf. Houden leuke dingen snel op, of duren onaangename dingen lang, dan voelen we ons al snel down, depressief, ongelukkig. Dan doen we iets niet goed, of een ander doet iets niet goed, waar wij de negatieve consequenties van ondervinden.

Over het algemeen heeft vergankelijkheid in het westen een negatieve connotatie. Zo zijn doodgaan en ziekzijn ‘erg’, en omgeven met emoties, taal en verwachtingen, die met een bepaalde zwaarte beladen zijn. Het ‘ach-en-wee-fenomeen’ noem ik dat. Zorgelijke gezichten, begripvolle blikken gepaard gaande met belangstellende vragen als ‘hoe gáát het nou met je?’ Dat zijn sociale codes waarmee je kenbaar maakt, al dan niet van harte gemeend, dat je begaan bent met het lot van de ander, en dat je begrijpt dat de ander het moeilijk of zwaar heeft. We lijden, en we lijden mee.

Dat lijden zit hem echter niet in de ervaringen op zich, maar in de gedachten die we vervolgens rondom een ervaring formuleren. Ik geloof dat ik het gebroken-been-voorbeeld al eens eerder heb gebruikt. Afhankelijk van de manier van denken maakt het gebroken been je tot een slachtoffer van het noodlot, je lijdt onder de pijn en het onvermogen te kunnen rondlopen, óf biedt het je kansen op andere, positieve ervaringen die je niet voorzien had, maar misschien wel kunt waarderen. Een periode van rust en reflectie, bijvoorbeeld. Je bent dan in staat de pijn te relativeren en te focussen op het genieten van de rust.


Alles is vergankelijk, alles gaat voorbij. Het accepteren van dat principe vormde voor mij een belangrijke basis voor het omgaan met eigenlijk elke ervaring in mijn leven. Zowel de positieve als de negatieve ervaringen. In geval van negatieve ervaringen is het makkelijker geworden om iets te ‘verdragen' of accepteren. En zelfs benieuwd te zijn naar wat die ervaring me op termijn te leren heeft. Want geen enkele ervaring is er voor niets, zo geloof ik. Negatieve ervaringen verdienen eigenlijk niet langer de benaming negatief, hetgeen niet wegneemt dat een ervaring pijnlijk, moeilijk, lastig of zwaar kan zijn.

In geval van fijne ervaringen is die acceptatie een manier om bewuster te genieten van wat er in dit moment is, zonder me op voorhand zorgen te maken over het moment waarop het voorbij zal zijn. Want daar had ik wel een handje van. En nog steeds heb ik het vaak even nodig mezelf eraan te herinneren mijn gedachten te observeren. Maar de oefening maakt dat het steeds vanzelfsprekender wordt ervan uit te gaan dat alles voorbij gaat, dat dat onvermijdelijk is, inherent aan leven, en dat dat helemaal prima is.

Toen ik jaren geleden in een Overloons bos woonde was ik bijna dagelijks met mijn honden in ‘mijn’ bos te vinden. ‘Mijn', omdat ik er buiten de grotere, doorgaande paden zelden iemand anders tegenkwam. De meeste mensen wandelen niet graag in bossen waar geen routes zijn aangegeven. Ik kende er elk wildspoor en elk kruip-door-sluip-door paadje, en ik vond het heerlijk me ver van de bewoonde wereld te wanen, en genoot van het gevoel ongestoord te wandelen en deel uit te maken van de natuur om me heen. Ik kende elk spechtennest en vossenhol, en ik had bij regelmaat mooie ontmoetingen, met reeën, buizerds, en zelfs een keer een groep kraanvogels die rustten in een weiland grenzend aan het bos.

Op zekere dag hoorde ik al van een grote afstand een hoop kabaal, en dichterbij komend ontdekte ik dat er een werkploeg bezig was met grote machines bomen te rooien. Ik was helemaal ontdaan. Wat gebeurde er hier in ‘mijn' bos? Het zag er afschuwelijk uit. ‘Geschonden', was het woord dat het beste paste bij dat beeld. Onderweg naar huis heb ik aan één stuk door, als een mantra gereciteerd: ‘alles is vergankelijk, alles gaat voorbij.’ Toen ik thuiskwam was ik rustig, en kon ik bedenken dat er uit die werkzaamheden misschien iets goeds zou voortkomen, al kon ik toen nog absoluut niet bedenken wat dat dan zou kunnen zijn, anders dan dat ik een mogelijkheid kreeg aangereikt te leren aanvaarden dat ik  geen controle heb over wat er zich in de buitenwereld allemaal afspeelt.


De werkzaamheden in het bos hebben pakweg een week geduurd, en toen het weer stil was in het bos waren er drie plekken waar een enorme kaalslag had plaatsgevonden. Het was een puinhoop. Als grote wonden, zo zagen die plekken eruit. De gerooide bomen waren verdwenen, maar het lag bezaaid met afgerukte takken en zaagsel, de onderbegroeiing was vertrapt en de verdwenen bomen hadden diepe gaten achtergelaten. Het enige positieve dat ik toen kon bedenken was dat het najaar was en er geen broedende vogels waren verjaagd, of nesten met eieren of jongen waren vernield. Een tijdlang vermeed ik die plekken, omdat ik treurig werd van de aanblik.

Pas in het late voorjaar van het jaar erna ging ik er weer kijken. Ik had inmiddels hier en daar navraag gedaan, en geleerd dat deze open plekken om twee redenen worden gemaakt. Omdat het een manier is om een deel van de uitheemse en op sommige plekken overheersende vliegdennen uit te dunnen, waardoor het inheemse loofhout, dat onder de dennen kiemt, de kans krijgt op te groeien, waardoor er in zo’n bos meer biodiversiteit ontstaat. Op de tweede plaats worden er op deze manier open plekken gecreëerd, waar reeën graag foerageren. Wetend dat dit dus niet ‘zomaar' een actie was, voor de opbrengst van hout, voelde ik me al een stuk minder beroerd bij de herinnering aan die herfstdagen. En toen ik voor het eerst weer op die plekken kwam, was ik alleen maar blij verrast. Er was niets meer te zien van de schade die er het jaar daarvoor was aangericht. Alles was frisgroen en de hele plek was begroeid met jonge varens, boompjes en stuikjes. En het licht was zó mooi….


In de loop van mijn leven heb ik op verschillende plekken gewoond, en elke keer werden die plekken na verloop van tijd paradijsjes. Vrienden en familieleden die bij ons op bezoek kwamen benadrukten dat bij regelmaat, en ik had het gevoel nooit meer van die plek weg te willen. En toch veranderde er dan op zeker moment iets aan mijn situatie waardoor het op de een of andere manier vanzelfsprekend was dat ik daar niet bleef wonen. Ik verbaasde me soms over het gemak waarmee ik zo’n woonplek dan achterliet. Weliswaar met iets van weemoed en pijnlijke zowel als mooie herinneringen, maar steeds met een open hart en nieuwsgierigheid wat een volgende woon- of levensfase me dan te bieden zou hebben. Ook nu hebben we in Thailand weer een paradijsje weten te creëren (al zeggen we het ook zelf), maar ik realiseer me nu meer dan ooit dat dat paradijsje in onszelf zit, en dat het steeds opnieuw vorm krijgt op de plekken waar we wonen. Daarmee wordt de gedachte dat er mogelijk ooit omstandigheden zullen zijn waaronder we opnieuw voor een andere woonplek moeten of mogen kiezen, een neutraal idee. Iets dat bij het leven hoort en waar je, als het zich eenmaal aandient, ook naar uit kunt kijken in plaats van er tegenop te zien. Het maakt niet uit. Nu is ons paradijsje hier. Ook de voorwaarden waar een plek aan moet voldoen om een paradijsje te kunnen zijn of worden veranderden in de loop der tijd. Ik geloof dat ik in een appartementje met een balkonnetje net zo happy zou kunnen wezen… Ik realiseer me hierbij trouwens ook, dat ik makkelijk praten heb omdat ik geboren ben op en plek waar een dak boven je hoofd voor de meeste mensen toch min of meer vanzelfsprekend is.

Tja, en dan die verandering die haast altijd ‘groot' voelt: de dood. De dood ís natuurlijk ook groot. Maar in mijn beleving niet groter dan het leven. Meer een fase die er onvermijdelijk bij hoort als je eenmaal geboren bent. En die niet beter of slechter is dan al die andere fasen die we gaandeweg meemaken. Maar ook de dood heeft in onze cultuur een zware, negatieve betekenis. Liever hebben we er niet mee van doen. Wanneer een hoogbejaarde grootouder overlijdt kunnen we dat als erg verdrietig ervaren, maar gezien de leeftijd is het dan vaak vanzelfsprekender er vrede mee te hebben. ‘Toch een mooie leeftijd, 98 jaar’, of ‘ze was er ook wel klaar mee, met het leven.' Maar niet iedereen wordt 98 jaar. Een enkeling wordt nog ouder, en velen sterven jonger. Ik vind dat altijd een beetje lastig om hardop te zeggen, want als het je eigen ‘inner circle' betreft voelt dat natuurlijk heel anders, maar iets in mij vindt dat het niet zoveel uitmaakt of een mens 2, 20, 60 of 100 jaar wordt. In alle gevallen ben je hier, en in een vingerknip weer weg. Maar dat het verlies van een (jong) kind, van een jonge ouder, broer of zus, je partner of een hartsvriendin je leven totaal kan veranderen, dat wil ik daarmee absoluut niet bagatelliseren. Ik weet niet hoe het zal zijn als ik mijn Lief aan de dood verlies. Rouw kan rauw zijn, hartverscheurend, intens pijnlijk en soms denk je een verlies nooit meer te boven te komen. Maar ook hier weer heb ik ervaren dat de manier van rouwen, de kwaliteit ervan, mede bepalend is voor hoe je een verlies uiteindelijk beleeft. ‘Dit had niet mogen gebeuren’ versus ‘Ik had hem of haar graag nog langer bij me gehad’ maakt een wereld van verschil in hoe je een verlies ervaart, zonder iets af te doen aan het gemis en het verdriet. Dat zijn verschillende dingen. Verdriet en gemis zullen er altijd in meerdere of mindere mate zijn. Maar mág het er zijn, omdat het je vertelt hoeveel je van iemand houdt, of verzet je je ertegen, omdat je de pijn niet wil voelen, of niet aan denkt te kunnen?


Toen ik nog in Nederland woonde werd ik uitvaartfotograaf, en ook maakte ik reportages bij mensen thuis, of in het ziekenhuis, die stervende waren, of voor mensen die een stervende ouder, geliefde, of een stervend kind hadden die ze voor een laatste keer in beeld wilden vatten, als herinnering voor later. Ik heb vaak mogen ervaren dat, wanneer er een ernstige ziekte of de dood in beeld komt, er een sfeer ontstaat waarin smalltalk en trivia niet meer aan de orde zijn. Er ontstaan meer betekenisvolle gesprekken, er is meer verdieping, de sfeer wordt sereen, respectvol, liefdevol. Heel veel mensen leren iets van de dood. Kijken terug op een stervensproces en realiseren zich, soms pas na jaren maar vaak al meteen, dat het ze in positieve zin veranderd heeft.

We maken foto’s tijdens een zwangerschap, bij geboorten, verjaardagen, eerste-schooldagen, diploma-uitreikingen, huwelijken, vakanties, en tegenwoordig zelfs van honderdduizend volkomen onbelangrijke gebeurtenissen. En inmiddels is het gelukkig aan het veranderen, maar het is nog niet zo lang geleden dat we stopten met fotograferen zodra er ziekte of dood in het spel kwam. Dat is iets om over na te denken, vind ik. Want met het (proberen te) vermijden van ziekte en dood ontzeggen we onszelf bijzondere ervaringen die ons dichter bij onszelf en de ander kunnen brengen.


Het is vandaag de geboortedag van mijn lieve Karin, die in 2022 overleed. Ik vier haar leven. Met een grote, liefdevolle lach, en een kleine traan. Ik mocht dicht bij haar zijn in haar proces naar de dood, en wat hebben we daar beiden ongelofelijk van genoten. Het was onze mooiste tijd samen, in de bijna 25 jaren dat we bevriend waren. Ik mis haar glasheldere lach en stem, onze urenlange gesprekken, ik mis van alles. Maar het gemis is kleiner dan de vreugde en dankbaarheid voor het feit dat er iemand als zij in mijn leven was en is. Ik vind het niet makkelijk om te zeggen, omdat ik niet weet of het ontvangen en begrepen wordt zoals ik het bedoel. Maar ik vind het niet erg dat Karin niet meer fysiek hier is. Zij heeft een nieuwe stap gezet op haar pad, en de herinneringen zijn onuitwisbaar. Zo gaat dat nou eenmaal in het leven. Ik heb in elk geval van haar geleerd hoe heerlijk het is om de tijd die je samen hebt ten volle te Leven, met alles erop en eraan. Tijdens een proces naar sterven niet te treuren om wat komen gaat, maar te Leven met wat er is. Alles is vergankelijk, en in het aanvaarden daarvan schuilt voor mij een grote schoonheid en een diepe rust.