23 januari 2018

Alle zegen komt van boven

03:47 uur. Boffffff!!! Een doffe dreun doet me opschrikken uit mijn slaap.

Wat was dat???

Ik kijk naast me. Meestal is Mieke degene die van het minste of geringste geluidje wakker wordt, maar nu heeft ze blijkbaar niks gehoord en ligt in diepe slaap. Zou ik het misschien gedroomd hebben, vraag ik me af.

03:51 uur. Krrrrrrrrrraaaaaaaaaakbofffffffffffff!!!

Geen twijfel meer mogelijk. Ik droom niet. Mieke wel, nog steeds. Het geluid leek uit de tuin te komen.  Inbrekers? Toch geen olifant? Het Elephant Rescue Center zit niet zo heel ver weg en misschien heeft zo'n dikhuid besloten zichzelf te rescuen uit het rescue center. Maar de kans is toch wel heel klein dat hij dan uitgerekend in Moo 13 te Nang Lae belandt. En dan moet hij ook nog de handigheid gehad hebben om de poort open te schuiven, want het gekraak van een omvallende omheining heb ik niet gehoord.

Ik loop naar het zijraam en kijk naar buiten. Daar is het donker. Moet ik naar buiten lopen om te ontdekken wat er aan de hand is? 's Nachts, in (half)slaap, worden al je onrealistische gedachten uitvergroot totdat ze werkelijkheid schijnen. Hoewel ik drommels goed weet dat de geluiden niet bij inbrekers passen en een olifant al helemaal ondenkbaar is, spreekt het idee om naar buiten te lopen me niet erg aan. Het werkt ongeveer net zoals bij een geluidje overdag uit de kelder. Je wilt gewoon even gaan kijken en dan zegt je lief: "het zal toch geen slang wezen?" Op slag wordt een routineloopje dat je tientallen keren per dag maakt een hachelijke onderneming.

Inmiddels heb ik me gerealiseerd dat de nachtelijke ploffen hoogstwaarschijnlijk vallende kokosnoten waren. Ik plof gerustgesteld terug in bed om me de rest van de nacht af te liggen vragen hoe gevaarlijk zo'n kokospalm nu eigenlijk is.


Dat laatste ben ik vanmorgen maar eens even op gaan zoeken. "Hoeveel doden vallen er door een kokosnoot", zoek ik op DuckDuckGo en in een oogopslag zie ik een aantal artikelen waarin een getal van 150 per jaar genoemd wordt. Dat is ongeveer 15 keer zoveel als er slachtoffers vallen doordat ze  gebeten worden door een haai. Een onrustbarend hoog cijfer, zeker als je beseft dat het grootste deel van de wereldbevolking niet onder de kokospalmen woont.

Dat een vallende kokosnoot gevaarlijk is staat buiten twijfel. Een palmboom kan 35 meter hoog worden en de noten wegen tussen de 1 en 4 kilo. Een 2 kilo zwaar exemplaar dat uit een boom van 25 meter hoog valt, belandt met zo'n 80 kilometer per uur op je hoofd. Dat is dus tamelijk ongezond. De enige vrucht die zich een beetje met de kokosnoot kan meten is de jackfruit. Minder hard, maar wel veel zwaarder. Een Braziliaanse vrouw die onder de jackfruitboom zat te lezen kan het niet meer navertellen.

Nader onderzoek leert dat de bron van die hiervoor genoemde 150 slachtoffers een kantoortje is dat een verzekering verkoopt tegen, je raadt het al, schade door vallende kokosnoten. Met hooguit een stuk of 10 jaarlijkse slachtoffers zou zo'n verzekering een stuk minder lekker verkopen. Toch ligt dat laatste meer in de buurt van de werkelijkheid, hoewel exacte gegevens niet voor handen zijn. In 1984 heeft de Australische hoogleraar letselpreventie Peter Barss onderzoek gedaan in een ziekenhuis op Nieuw Guinea. Van de 355 gewonden die er in 4 jaar werden binnengebracht (het is daar zo te zien tamelijk veilig) waren er 9 getroffen door een kokosnoot en daarvan overleefden er 2 het niet. Laat je dat cijfer los op de wereldbevolking voorzover die in een risicogebied woont dan schijn je rond de 10 à 15 uit te komen.

Overigens waagt Barss zich niet aan exacte cijfers, omdat de meeste ongevallen vermoedelijk op afgelegen eilandjes plaatsvinden, waarvan geen gegevens beschikbaar zijn. Aardig om te weten: in 2001 ontving hij de IgNobelprijs voor dit onderzoek.


Toen ik vanmorgen dan eindelijk ging kijken of er toch niet onverhoopt een olifant in onze tuin bivakkeerde, werd de kokosnoothypothese bevestigd. Er lagen 2 forse exemplaren onder de boom. En een afgebroken tak. Dat was dus die krrrrrrrrrraaaaaaaaaak. Bovendien viel het nu eigenlijk pas op dat de plek waar we de rijstkafzakken aan het vullen zijn precies in de gevarenzone ligt. Nu we weten wat er ons boven het hoofd hangt gaan we voortaan toch maar ergens anders staan.


Ach, en uiteindelijk geldt ook hier die universele wijsheid: elk nadeel hep ze eige voordeel.