Vanaf de veranda kijken we naar links tegen de berg, en recht vooruit en naar rechts over het dal waar het dorp in ligt. Op de berg meteen hier tegenover ligt een soort kamphuis, waar bergbeklimmers hun tocht starten en waar soms feestjes zijn met een niet heel zuiver zingende zanger. Op de berg daarachter ligt een stupa. Dat is een Boeddhistisch bouwwerk, waarvan elk dorp er wel minimaal een heeft. Zoiets als de kapelletjes in Brabant, maar dan veel groter.
We hebben mooi uitzicht op de stupa met de goudkleurige kegel. Maar vorige week begon dat ineens te veranderen. Werklui begonnen op de helling net boven het kamp een vloertje te storten, en daarna met grote grijze blokken muurtjes te metselen. De vierkante basis van de stupa verdween al snel uit zicht, en ook de onderkant van het gouden deel kwam achter het betongrijs van de muurtjes te liggen. Je weet dat in Thailand zoiets makkelijk kan. Als je zelf iets wilt bouwen ga je dat ook gewoon doen. Maar leuk vonden we het niet.
Na 2 dagen stopte het metselen. Ook dat kan hier makkelijk. Als je geld hebt koop je stenen en huur je metselaars in. Is het geld op, dan ligt het werk stil tot er weer geld is. We konden dus nog even genieten van ons uitzicht, als we de halve muurtjes voor lief namen.
Een paar dagen geleden was de stupa ineens weer volledig in beeld. De muurtjes waren weg. Zo te zien waren ze met geweld omver geduwd of geslagen. Was de opdrachtgever ontevreden en moet het werk over? Was er een andere buurman die de stupa wilde zien en radicale maatregelen heeft genomen? Moest het bouwwerk misschien toch op een andere plaats komen? Het is ons totaal onduidelijk waarom er begonnen is aan een bouwsel dat vervolgens weer omgegooid wordt. Maar erg vinden we het natuurlijk niet.
Intussen is er een ruimte gemetseld tegen het kamphuis aan, en gisteren liepen er mannen te sjouwen met stenen van het omgegooide muurtje. Die werden naar het kamphuis gedragen, waar het nieuw gemetselde muurtje echter al helemaal klaar lijkt. De logica achter dit alles blijft voor ons ondoorgrondelijk. Waarschijnlijk snappen de Thai niet dat we er zo nodig iets logisch in moeten zien. Gewoon laten gebeuren wat er gebeurt, dat is pas logisch.
Maar ik ben een beetje afgedwaald van de titel van dit verhaal. Dat het gisterennacht voor het eerst erop of eronder was, heeft namelijk niets met die muurtjes te maken, maar alles met de temperatuur. Toen we hier aankwamen daalde die 's nachts tot een ijselijke 11 graden. De laatste week werd dat al wat meer, maar was een vest in de ochtend geen overbodig kledingstuk. Gisterenavond stond er op de berg een vrij stevige warme wind, een soort van föhn. En gisterennacht bleef het daardoor voor het eerst een stuk boven de 20 graden, waardoor het eigenlijk te warm was om onder, en te koud om bovenop het dekbed te liggen. Het werd een afwisseling van erop, half eronder en helemaal eronder.
Voordeel was wel dat de ramen lekker helemaal open konden. We hadden met Carin en Christine gegeten in een leuk eettentje in the middle of nowhere. De uitstekend Engels sprekende uitbaatster was er helaas niet, zodat we op goed geluk wat op de kaart hebben aangewezen. Dat bleken allemaal salades te zijn. We zijn al dusdanig ingeburgerd hier, dat we niet op het idee kwamen dat op een Thaise menukaart alle salades bij elkaar op één pagina zouden kunnen staan. Zoiets systematisch is erg ongebruikelijk. Een van de gerechten bleek “1000 jaar oud ei” te zijn. Dat is een Chinese delicatesse die gemaakt wordt door een eendenei circa 100 dagen te bewaren in een mengsel van houtskool en ongebluste kalk. Het heeft een groenige kleur, een zoute smaak en een krachtig aroma. Bij het kauwen lijkt het alsof je een stukje geleipudding eet. We hadden het totnutoe bij bezoeken aan Thailand beleefd weten te vermijden, maar nu het dan toch een keer voor ons op tafel stond hebben we maar toegehapt. En hoewel het idee nog altijd wat afstotelijk is, is het gewoon best een lekker gerecht.
Maar goed, het was dus wel fijn dat de ramen open konden, want vooral in de periodes van “erop” konden de naweeën van de duizenjarige eieren vlotjes de kamer verlaten.
Gisteren hadden we ook weer zo'n mooie eetplek, zoals dat alleen maar in Thailand kan. Een restaurantje waar je met je gezelschap op een vlot stapt. Nadat de bestelling is opgenomen duw je met lange bamboepalen het vlot het meer op. Na een tijdje komt de ober per waterfiets het eten afleveren. Wil je nog wat bijbestellen, dan bel je even op en komt de waterfiets weer langs. En tussendoor kan je lekker even afkoelen door je van het vlot af te laten vallen.
De aanwezigheid van Carin en Christine hebben we meteen maar aangegrepen om dé toeristische trekpleister van ons dorp, de grot, te bezoeken. Tham Chiang Dao is een van de grootste grotten van Thailand. Met een gids kan je er kilometers ver in, maar wij vonden het verlichte pad tot aan de declining Boeddha wel ver genoeg. Bij thuiskomst hing er een zakje met een papaja aan het hek. En tijdens de siësta werden we gewekt door een vrouw, vermoedelijk dezelfde die eerder al papajas had gebracht, die 3 flinke kammen bananen kwam afgeven. We wilden haar er wat voor geven, maar dat werd resoluut geweigerd. Er wordt hier goed voor ons gezorgd. Hopelijk verwachten ze niet dat we die 50 bananen in een weekendje soldaat maken.
We hebben mooi uitzicht op de stupa met de goudkleurige kegel. Maar vorige week begon dat ineens te veranderen. Werklui begonnen op de helling net boven het kamp een vloertje te storten, en daarna met grote grijze blokken muurtjes te metselen. De vierkante basis van de stupa verdween al snel uit zicht, en ook de onderkant van het gouden deel kwam achter het betongrijs van de muurtjes te liggen. Je weet dat in Thailand zoiets makkelijk kan. Als je zelf iets wilt bouwen ga je dat ook gewoon doen. Maar leuk vonden we het niet.
Na 2 dagen stopte het metselen. Ook dat kan hier makkelijk. Als je geld hebt koop je stenen en huur je metselaars in. Is het geld op, dan ligt het werk stil tot er weer geld is. We konden dus nog even genieten van ons uitzicht, als we de halve muurtjes voor lief namen.
Een paar dagen geleden was de stupa ineens weer volledig in beeld. De muurtjes waren weg. Zo te zien waren ze met geweld omver geduwd of geslagen. Was de opdrachtgever ontevreden en moet het werk over? Was er een andere buurman die de stupa wilde zien en radicale maatregelen heeft genomen? Moest het bouwwerk misschien toch op een andere plaats komen? Het is ons totaal onduidelijk waarom er begonnen is aan een bouwsel dat vervolgens weer omgegooid wordt. Maar erg vinden we het natuurlijk niet.
Intussen is er een ruimte gemetseld tegen het kamphuis aan, en gisteren liepen er mannen te sjouwen met stenen van het omgegooide muurtje. Die werden naar het kamphuis gedragen, waar het nieuw gemetselde muurtje echter al helemaal klaar lijkt. De logica achter dit alles blijft voor ons ondoorgrondelijk. Waarschijnlijk snappen de Thai niet dat we er zo nodig iets logisch in moeten zien. Gewoon laten gebeuren wat er gebeurt, dat is pas logisch.
Maar ik ben een beetje afgedwaald van de titel van dit verhaal. Dat het gisterennacht voor het eerst erop of eronder was, heeft namelijk niets met die muurtjes te maken, maar alles met de temperatuur. Toen we hier aankwamen daalde die 's nachts tot een ijselijke 11 graden. De laatste week werd dat al wat meer, maar was een vest in de ochtend geen overbodig kledingstuk. Gisterenavond stond er op de berg een vrij stevige warme wind, een soort van föhn. En gisterennacht bleef het daardoor voor het eerst een stuk boven de 20 graden, waardoor het eigenlijk te warm was om onder, en te koud om bovenop het dekbed te liggen. Het werd een afwisseling van erop, half eronder en helemaal eronder.
Voordeel was wel dat de ramen lekker helemaal open konden. We hadden met Carin en Christine gegeten in een leuk eettentje in the middle of nowhere. De uitstekend Engels sprekende uitbaatster was er helaas niet, zodat we op goed geluk wat op de kaart hebben aangewezen. Dat bleken allemaal salades te zijn. We zijn al dusdanig ingeburgerd hier, dat we niet op het idee kwamen dat op een Thaise menukaart alle salades bij elkaar op één pagina zouden kunnen staan. Zoiets systematisch is erg ongebruikelijk. Een van de gerechten bleek “1000 jaar oud ei” te zijn. Dat is een Chinese delicatesse die gemaakt wordt door een eendenei circa 100 dagen te bewaren in een mengsel van houtskool en ongebluste kalk. Het heeft een groenige kleur, een zoute smaak en een krachtig aroma. Bij het kauwen lijkt het alsof je een stukje geleipudding eet. We hadden het totnutoe bij bezoeken aan Thailand beleefd weten te vermijden, maar nu het dan toch een keer voor ons op tafel stond hebben we maar toegehapt. En hoewel het idee nog altijd wat afstotelijk is, is het gewoon best een lekker gerecht.
Maar goed, het was dus wel fijn dat de ramen open konden, want vooral in de periodes van “erop” konden de naweeën van de duizenjarige eieren vlotjes de kamer verlaten.
Gisteren hadden we ook weer zo'n mooie eetplek, zoals dat alleen maar in Thailand kan. Een restaurantje waar je met je gezelschap op een vlot stapt. Nadat de bestelling is opgenomen duw je met lange bamboepalen het vlot het meer op. Na een tijdje komt de ober per waterfiets het eten afleveren. Wil je nog wat bijbestellen, dan bel je even op en komt de waterfiets weer langs. En tussendoor kan je lekker even afkoelen door je van het vlot af te laten vallen.
De aanwezigheid van Carin en Christine hebben we meteen maar aangegrepen om dé toeristische trekpleister van ons dorp, de grot, te bezoeken. Tham Chiang Dao is een van de grootste grotten van Thailand. Met een gids kan je er kilometers ver in, maar wij vonden het verlichte pad tot aan de declining Boeddha wel ver genoeg. Bij thuiskomst hing er een zakje met een papaja aan het hek. En tijdens de siësta werden we gewekt door een vrouw, vermoedelijk dezelfde die eerder al papajas had gebracht, die 3 flinke kammen bananen kwam afgeven. We wilden haar er wat voor geven, maar dat werd resoluut geweigerd. Er wordt hier goed voor ons gezorgd. Hopelijk verwachten ze niet dat we die 50 bananen in een weekendje soldaat maken.