Hij voldeed aan alle vooroordelen.
Spierwitte benen in zwarte sokken en schoenen, te ruime korte broek,
dikke buik, zeventiger, en daarmee minstens twee keer zo oud als de
oudste uit de rest van zijn gezelschap. Dat gezelschap bestond uit 2
Thaise mannen, één wat hippie-achtig, de ander meer type
kantoorklerk, en een verlegen vrouw, een meisje haast nog, de jongste
van het stel. Ik zag ze uit hun pickup stappen toen we de steile,
zigzaggende klim naar Wat Pra That Khao Noi voltooid hadden en sprak
mezelf meteen vermanend toe: “niet meteen je oordeel klaar hebben!”
De tempel stond in de steigers, zoals
dit jaar met nogal veel tempels het geval blijkt. Het licht van de
late middagzon viel tegen en het zicht vanaf de heuvel over Nan werd
vertroebeld door de vochtige lucht, of misschien was het wel smog.
Gelukkig waren we niet speciaal voor deze plek gekomen; we logeerden
onderaan de heuvel en hadden van daar de tempel zien liggen.
Ik had net bedacht dat we maar weer
eens terug moesten rijden toen de hippie op me af kwam en vroeg where
I from was. “Holland”, zei ik, hoewel ik The Netherlands
eigenlijk de juiste benaming vind. Aan een Engelsman wil ik het
verschil nog wel eens proberen uit te leggen, maar vandaag hield ik
het liever eenvoudig. Op de achtergrond werd het meisje vol op de
mond gezoend door witbeen.
“POLAND!!!” bulderde dikbuik
plotseling, “ARE YOU FROM POLAND!!!?” Nadat ik hem verbeterd had
schreeuwde hij dat hij uit de States kwam. Een tamelijk overbodige
mededeling, want dat was niet alleen zichtbaar maar ook luid en
duidelijk hoorbaar. “BUT NOW I DEFINITELY LEFT THE POLICE STATE
THAT THE USA IS NOW!!!” De Boeddha voor de tempel stond gelukkig
al; was het een declining one geweest dan was hij ongetwijfeld
geschrokken overeind gekomen.
Ik vond het wel genoeg zo, maar
blacksocks was nog niet klaar en snauwde het meisje toe: “HEY, COME
HERE!!!” Gedwee kwam ze aangesneld. Hij greep haar om haar middel
en begon haar weer af te lebberen. Hij vertelde dat hij sinds 15
januari hier woonde en ook sinds 15 januari met haar getrouwd was. Ik
probeerde me de huwelijksnacht voor te stellen, of beter gezegd, ik
probeerde uit alle macht te voorkomen me daar een voorstelling van te
maken. Ik vroeg me af of hij haar uit een catalogus had. Ik vroeg me
af wie de twee andere mannen waren. Vader en oom, besloot ik, of
oudere broers, dat mocht ook. Zij leken in ieder geval erg tevreden
met de situatie.
Bij haar lag dat anders. Misschien kwam
het door de vooroordelen, maar ik vond haar niet echt geluk
uitstralen en gooide er maar mijn vriendelijkste wai en “sawadee
krap” tegenaan. Ze waide glimlachend terug. De yank schreeuwde of
ik hier soms ook woonde, omdat ik al zo goed Thais sprak. Misschien
komt dat er ooit wel van, dacht ik, maar dat heb ik maar niet gezegd.